de zesde dag
"En God zei: Laat de aarde levende wezens naar hun soort voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren van de aarde, naar zijn soort! En het was zo. En God maakte de wilde dieren van de aarde naar hun soort, het vee naar hun soort, en alle kruipende dieren van de aardbodem naar hun soort. En God zag dat het goed was. En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende dieren die over de aarde kruipen! En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen! En God zei: Zie Ik geef u al het zaaddragende gewas dat op heel de aarde is, en alle bomen waaraan zaaddragende boomvruchten zijn; dat zal u tot voedsel dienen. Maar aan al de dieren van de aarde, aan alle vogels in de lucht en aan al wat over de aarde kruipt, waarin leven is, heb Ik al het groene gewas tot voedsel gegeven. En het was zo. En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag." Gen. 1: 24-31
"Aanschouw ik uw hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt: wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet? Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond. Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd: schapen en runderen altegader
en ook de dieren des velds de vogelen des hemels en de vissen der zee, hetgeen de paden der zeeën doorkruist.
Laten we de schepping afronden, laten we de aarde vullen met levende wezens, laat ze kruipen, laat ze wild zijn, wild zijn zonder dat het schade geeft, zonder dat de ruimte die ze vullen mogen negatief wordt beïnvloed, dood en verderf geeft, en allemaal naar hun soort. Niet naar menselijke soort, maar naar dierlijk soort.
En G'd zei bovenal niet: laat ons mensen maken uit de dieren, laat de mens uit de dier voortkomen, laten we een soort maken die voort gaan komen uit een ander soort. Nee naast het soort dieren die de aarde mochten vullen met hun eigen soort op hun eigen soortige manier, maak ik een ander soort, de mens.
Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld en Onze gelijkenis. We zijn gemaakt en G'd stond model voor hoe wij moesten worden. En ook de mens was vruchtbaar en moest de aarde vervullen. De grote tegenstelling met het dierlijke soort was dat het mens soort ook alles aan haar moest onderwerpen, over alles moest gaan heersen. Nee niet de baas spelen op een bazige, negatieve en destructieve manier, maar heersen als voor zorgen met respect en liefde, zodat ieder individuele van welk soort dan ook tot zijn recht zou komen. De mens, de volgels en de dieren van het veld, mochten eten van al het groen wat G'd in Zijn wijsheid voor hen bereid had. Niet een dag later bereid had, maar een dag eerder, precies op tijd, maar vooral op Zijn tijd, wat het precieze ervan te boven gaat.
Wij, gemaakt om te heersen, om te regeren, omdat wij ons onderscheiden van het soort waar over geheerst en geregeerd moest worden. De mens die niet alleen uiterlijk lijkt op zijn maker, maar ook op het niveau van ziel en de geest. Wij kunnen voelen, denken, redeneren, plannen, bespreken, weten en delen, maar vooral weten dat we weten. G'd heeft ons afzonderlijk gemaakt van het soort dier, en dus heeft G'd ons uitzonderlijk gemaakt tov het dier en het was goed, wat zeg ik, het was zeer goed.
en ook de dieren des velds de vogelen des hemels en de vissen der zee, hetgeen de paden der zeeën doorkruist.
O HERE, onze Here, hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde."Ps. 8: 4-10
Reacties
Een reactie posten