6-hoe de profetie in vervulling ging
Daniël 8:26 Wat betreft het visioen van de avond en de morgen, wat gezegd is, dat is de waarheid. En u, houd het visioen geheim, want er komen nog vele dagen vóór het gebeuren zal.
Hoe ging deze profetie in vervulling? Wij weten dat de 2300 avonden en morgens 2300 jaar voorstellen; immers, de profetie wijst op een lange tijd van Daniël af gerekend op een verre toe komst.
Ofschoon de engel Gabriël de verklaring van de koninkrijken gaf, werd een nadere uiteenzetting ten opzichte van de tijd niet gegeven. Integendeel: tot Daniël werd gezegd: ,,Houd het gezicht verborgen." Dan. 8:26.
Het verklaren van deze tijdsbepaling heeft Bijbeluitleggers veel hoofdbrekens gekost, omdat nauwkeurige aanwijzingen over het begin en het einde van deze 2300 jaar ontbraken. Twee dingen waren echter duidelijk aangegeven:
1. Dat de dagen moesten gerekend worden van de tijd van het herstel van het gedurig offer af. En dat kon pas beginnen met de terugkeer der joden naar hun land. Toen namelijk Daniël de profetie kreeg was Jeruzalem ver woest, ook de tempel. Zou een heiligdom verwoest worden, dan moest het oude eerst hersteld zijn. De profetie wees daarom op een tijd in de toekomst.
2. Dat herstel zou later gevolgd worden door een tweede ver treding van het offer en in de plaats daarvan het oprichten van een gruwelijke godsdienst. Na terugkeer van de joden uit Babylon verliep nog ongeveer 80 jaar, voordat tempel en stad voltooid waren. In deze 80 jaar werden verschillende bevelen uitgevaardigd tot herstel, die in aanmerking kunnen komen als uitgangspunten voor de bestemde tijd van de 2300 jaar. Uit de verschillende gegevens van Dan. 8 zien we dat herstel van het gedurig offer ongeveer 500 jaar v. Chr. tot stand kwam. Is dit zo, dan moeten die 2300 jaar ongeveer in het jaar 1800 na Chr. ten einde lopen. Hoewel Dan. 8 ons geen verdere inlichtingen geeft, schenkt de Bijbel ons toch het volledig licht erin.
Daniël had het visioen van hoofdstuk 8 in het derde jaar van Bel sazar. Dat was in 547/546 v. Chr. Daniël was bij de Babyloniërs meer en meer in het vergeetboek geraakt, totdat God tegen Babel ingreep. Dan. 5 beschrijft de laatste nacht van Babel, toen God aan Belsazar liet zien dat zijn tijd afgelopen was en ook de tijd van Babel. In die nacht herinnerde men zich dat Daniël bestond en men riep hem om het raadsel van de woorden op de muur: ,,Mene, mene tekel upharsin!" op te lossen. Het was te laat! In diezelfde nacht kwam Babylon in handen van Medo-Perzië. Dat was in 539 v. Chr. Darius de Meder ontving de koninklijke macht. Zijn geschiedkundige naam is Cyaxares II. De Pers Kores (Cyrus), die overwinnaar was, stelde zijn oom Darius, die ook zijn schoon vader was, aan als koning van Babylon. In datzelfde jaar (539 v. Chr.) had Daniël zijn derde gezicht (Dan. 9: 1). Het was zes jaar na de profetie van Daniël 8. Dit gezicht staat nauw in verbinding met wat hij tevoren zag, maar waarvan hij nog geen nadere uitlegging kreeg. Opnieuw verscheen de engel Gabriël en wel tijdens het uur van het gebed van het avondoffer. (Dan. 9:21, 22: ,,... terwijl ik nog sprak in het gebed, kwam de man Gabriël, die ik tevoren ge zien had in het gezicht, in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer. En hij begon mij te onderrichten en sprak met mij en zeide: Daniël, nu ben ik uitgegaan om u een klaar inzicht te geven").
,,Om u een klaar inzicht te geven" wijst erop dat aan Daniël iets moest gezegd worden, dat hem nog niet duidelijk gemaakt was. Toen de engel Gabriël (die Daniël in het vorig gezicht zag (vers 21); of zoals de Oude Vertaling het zegt: ,,in het begin in een gezicht") terugkeerde, vestigde hij Daniëls aan dacht direct op een speciale zaak en om hem een klaar inzicht ervan te geven. Hier vinden wij dezelfde woorden als in Dan. 8: 16: ,,Gabriël, doe deze het gezicht verstaan."
Slechts één zaak was Daniël nog niet duidelijk gemaakt, nl. het begin en het einde van de 2300 jaar. Het ging bij Daniël niet om een nadere uitlegging van het schrijven van Jeremia en de daar in vermelde 70 jaar van ballingschap. Daniël wist dat die jaren spoedig ten einde zouden zijn. Hij was zelf immers al bijna 70 jaar in ballingschap! Jeremia verkondigde reeds in het vierde jaar van Jojakim bij de wegvoering van de eerste gevangenen: ,,Deze vol ken zullen de koning van Babel dienstbaar zijn 70 jaar." Jer. 25: 11. Dat was in 606 v. Chr. Ten tijde van koning Zedekia (593 v. Chr.) zond Jeremia een brief naar de joden in Babel, waarin hij nog eens op deze 70 jaar wees. ,,Neen, als voor Babel zeventig jaar voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien." Ontegenzeglijk heeft zouden reiken.
In 1684 gaf de Engelse theoloog Th. Beverley een tractaat uit, getiteld: ,,A Scripture line of time", waarin hij wees op de saam horigheid van Dan. 8 en 9, en dit laatste hoofdstuk werd de sleu tel voor het begin van de 2300 jaar. Ook de 1335 jaar van Dan. 12: 10 eindigden met het laatste jaar van de 2300 jaar.
Vóór mij ligt een kleine brochure uit het jaar 1768 van de gereformeerde predikant J. Ph. Petri uit Seckbach, getiteld: ,,Aufschluss der Zahlen Daniëls und der Offenbarung Johannis". Op pagina 9 lees ik:
,,Terwijl met dit 70 weken getal de engel Gabriël aan Daniël het nog duistere gezicht van de 2300 zo duidelijk maakte, dat Daniël ermee tevredengesteld was. Zo duidelijk Daniël nu in de 70 weken het tijdschip van Christus zag, zo duidelijk verstond hij ook het gezicht van de 2300 dagen het begin en het einde ervan. En voor ons is het nog duidelijker, omdat wij de gehele vervulling vóór ons hebben. De engel Gabriël toonde het 30ste jaar van Chris tus of het 483ste jaar in het 70-weken getal en dientengevolge het 453ste jaar voor Christus' geboorte. Dat was de correcte ver klaring van het verborgen gezicht van de 2300 jaar, namelijk dat door de geboorte van Christus tegelijk 453 jaar afgesneden werden, en dat de rest of het overige van het getal verdergaat tot 1847 na Christus, omdat 1847 en 453 samen 2300 zijn." Alleen op grond van de Bijbel, zonder hulp van menselijke bereke ningen en geleid door Gods Geest, vond deze man de weg tot meer klaarheid in deze belangrijke profetie.
Ruim 50 jaar later zou Miller op gelijke wijze - niet geholpen door wat anderen erover schreven maar door Gods Geest geleid tot definitieve klaarheid komen, dat de 2300 jaar in 1844 moesten aflopen.
Wij moeten eerst teruggaan tot Dan. 9:24-27: ,,Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te vol eindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoe nen en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een Gezalfde, een Vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden. En na de 62 weken zal een Gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen Hem is; en het volk van een vorst die zal ko men, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is. En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang: in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is."
In vers 24 wordt gezegd, wat er gebeuren zou in de tijd van die 70 weken, n.l. ,,de overtreding zou voleindigd worden". Dat wil zeggen: de beker der ongerechtigheid van het joodse volk zou door de verwerping van Gods Zoon tot overvloeiens vol zijn.
- ,,De zonde af te sluiten": Christus als Zoenoffer zou de zonde weg. nemen - verzegelen.
- ,,De ongerechtigheid zou verzoend worden": door Christus' dood. Rom. 5: 10.
- ,,Een eeuwige gerechtigheid zou gebracht worden" voor ieder die Christus als zijn Verlosser aanneemt. ,,Gezicht en profeet te bezegelen" (bekrachtigen). Dat wil zeggen: na de vervulling van de 70 weken zal de rest van de 2300 dagen ook in vervulling gaan, en dat werd hier bekrachtigd.
- ,,Iets allerheiligst te zalven": (andere vertalingen zeggen: ter zal ving van het allerheiligste). Dat wil zeggen: niet aan het einde van de 70-jarige ballingschap, maar aan het einde van de 70 x 7 jaar zou een einde komen aan de offeranden voor de zonde, omdat het ware offer gekomen was. Daarna zal,
- „een nieuw heiligdom gezalfd worden" d.i. een heiligdom opengesteld, nl. het hemels heiligdom. In het 25ste vers werd aan Daniël medegedeeld van welke tijd af de 490 jaar gerekend moesten worden, nl. van het bevel af om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen.
Nu kan vóór het begin van de 490 jaar meer dan één datum in aanmerking komen. Precies 70 jaar na de eerste wegvoering uit Jeruzalem gaf koning Kores vergunning aan de joden om terug te keren naar hun stad. Dat was in 536 Chr. Hier bericht ook Ezra 6:14 over. Kores gaf echter alleen vergunning om de tem pel te herbouwen (Ezra 1: 1-4), waar ook de teruggekeerde joden aan begonnen. Maar zij begonnen ook aan het herstel van stad, Ezra 5:11-16. Toen de ,,tegenstanders van Juda en Benjamin dit hoorden" hielden zij de joden tegen om het werk te volbrengen. Zij zonden een aanklacht naar Perzië. Het werk werd lam gelegd. Ezra 4:1, 4, 24. Er kwam zelfs een bevel om de arbeid te staken.
Moeten wij van deze tijd af de 490 jaar berekenen, dan zouden we komen tot het jaar 46 v. Chr., maar niet tot aan de Gezalfde, de Vorst. (Dan 9:25). De engel had echter als uitgangspunt van de 70 weken gezegd, dat deze gerekend moesten worden van het bevel tot herstel van Jeruzalem af. Dus niet alleen van de tempel.
Onder de regering van koning Darius Hystaspis werd het werk nog eens hervat. Ezra 6: 1-12. Dat was in 518 v. Chr. In die tijd kwamen ook Haggai en Zacharia. Het huis Gods werd met voor spoed herbouwd. Maar het eigenlijke bevel tot herstel werd pas gegeven door de koning Arthahsasta of Artaxerxes, zoals de ge schiedenis hem kent. In Ezra 6: 14 wordt van de bevelen van deze drie vorsten gesproken. Nu is het merkwaardige in de Bijbel, dat hij ons van slechts één der bevelen het jaar te kennen geeft. De andere tijden waren dus niet van belang. In Ezra 7 kunt u een af schrift van het document lezen, waarin koning Arthahsasta niet alleen het bevel tot herstel van de tempel geeft, maar ook volledig herstel van het kerkelijk en burgerlijk bestuur van Jeruzalem. Het bevel werd in het 7e jaar var koning Arthahsasta gegeven. (Ezra 7:7-9).
Dat was 457 v. Chr. Hier hebben wij dus het uitgangspunt van de 70 jaarweken en ook van de 2300 jaar. De 70 weken zijn weer onderverdeeld in 7 weken of 49 jaar èn 62 weken of 434 jaar, die ons brengen tot de Messias of de gezalfde Vorst. Samen dus 483 jaar, die gerekend van 457 v. Chr. ons brengen tot de doop van Jezus in 27 na Chr.
De 70ste week, aansluitend aan 27 na Chr. zou in twee tijden vervuld worden. De eerste: 32 jaar, waarin Christus Zijn predik ambt vervulde, totdat Hij uitgeroeid zou worden, ,,zonder dat een schuld tegen Hem was." (Dan. 9 : 26a.)
Dan pas was de genadetijd voor het joodse volk ten einde: in 34 na Christus. Hiermee was de eerste periode van de 2300 jaar af gelopen afgesneden. Van nu af zou de boodschap in de eerste plaats aan de heidenen (niet joden) gebracht worden. (Matth. 21:40-41; Hand. 13: 46).
De gebeurtenissen die plaatsvonden met de afloop van de 69e en 70e week hebben de juistheid van het beginpunt bevestigd. De 70 weken waren het eerste deel van de 2300 jaar. Beide tijden moe ten van 457 v. Chr. af gerekend worden. Zo liepen de 2300 jaar in 1844 af, want 34 na Chr. en de resterende 1810 jaar bren gen ons naar 1844 na Chr.
In 1844 zou het heiligdom in rechte staat hersteld worden. Won derlijk is het woord van de engel Gabriël in vervulling gegaan! Wonderlijk ook, dat het boek - door velen geminacht en als legende gebrandmerkt juist in die tijd door de gelovigen werd nage speurd, zoals de profetie het had voorzegd en dat zij daarin het licht vonden omtrent het laatste werk van Jezus dat Hij in de hemel en op de aarde moest verrichten. Hoe ernstig zijn daarom ook de slot woorden in Dan. 12: 10: ,,Maar de goddelozen zullen goddeloos handelen; en geen der goddelozen zal het verstaan, maar de verstan digen zullen het verstaan."
De ongelovige joden hebben indertijd, toen het eerste gedeelte van de profetie in vervulling ging, er geen acht op geslagen. Zij moes ten ervaren dat ,,een volk van een vorst komen zou die stad en heiligdom te gronde richtte, met een overstromende vloed." Dan. 9:26.
Dit ging in vervulling in 70 na Christus. Heden herhaalt zich hetzelfde onder het christendom, dat ook niet het geringste inzicht heeft in het werk dat Christus nu doet; ook niet dat het werk ten einde loopt.
Het is Satans bedoeling om het hele mensdom in het duister te laten ten opzichte van het hogepriesterlijk werk in de hemel.
SCHADUW
De zondaar naderde vol ootmoed en berouw tot de plaats der verzoening.
De zondaar lachtte zijn plaatsvervangend offer bij het brandofferaltaar, want zonder bloedstor ting is geen vergeving.
De priester bracht het bloed van het offer in het heiligdom.
Op de grote verzoendag ging de hogepriester in het heilige der heiligen om dit te reinigen en de zonden algeheel te verzoenen. Wij moeten onze zonden berouwvol voor God belijden.
WERKELIJKHEID
Wij zien op ons plaatsvervangend offer Jezus Christus Die voor onze zonden aan het kruis stierf.
Christus is met Zijn bloed ingegaan in het hemels heiligdom. Zie Hebreeën 9:11, 12. Door Zijn bloed heeft Hij onze zonden op het heilig dom overgedragen. In 1844 ging Christus in het heilige der heiligen in de hemel om algehele verzoening te doen. Toen is het onderzoekend oordeel begonnen. Daniël 8: 14.
Reacties
Een reactie posten