1) - daniel 8: 14

Daniël 8:14 Hij zei tegen mij: Tot tweeduizend driehonderd avonden en morgens. Dan zal het heiligdom in rechten hersteld worden.



Twee boeken zijn er in de Bijbel, die voor alle gelovigen van het grootste belang zij om te bestuderen en te verstaan.
Het zijn het boek van Daniel en de Openbaring van Jezus Christus door Johannes.
In het boek Daniel vinden we vier profetische lijnen:
Daniël 2; Daniel 7: Daniel 8-9 en Daniel 11-12, die parallel lopen met de grote profetieën van Christus in Mattheus 24 en van Paulus in 2 Thessalonicenzen 2, en met de 6 lijnen van Openbaring 2-3; 6-7; 8-9; en 11: 15-19; Openbaring 18-19. Al deze profetieën hebben betrekking op het einde aller dingen en de oprichting van Christus Koninkrijk.
De belangrijkste hoofdstukken van Dan 7-12 spreken allen van de antichristelijke macht: het pausdom, zijn einde en (in verband daarmee) de eindtijd, die echter voor Daniel in een verre toekomst lag.
Daarom werd hem aan het slot van zijn visioenen de opdracht gegeven dit Boek te verzegelen tot de eindtijd (Dan. 12: 14). Hij kreeg de belofte dat het Boek dan ontzegeld zou worden door het onderzoek dat ernaar gedaan zou worden; ook zou de kennis ervan zich vermeerderen.

In Openb. 10 wijst de bode van God op hetgeen "God Zijn knechten de profeten verkondigd heeft", dus op de vervulling van de een of andere profetie van het Oude Testament. Opmerkelijk is, dat het hier gaat om een boodschap, naar aanleiding van de inhoud van een "geopend boek". Het gaat om de onthulling van wat tot die tijd verborgen of toegesloten was, maar daarna ontsloten werd. Er is maar één boek in de Bijbel dat op de last van de engel toegesloten moest worden.

In Daniel 12 lezen we:

Daniël 12:9 Toen zei Hij: Ga heen, Daniël, want deze woorden blijven geheim en verzegeld tot de tijd van het einde.

Zie ook vers 4. Het zou niet altijd verborgen of toegesloten blijven, want de engel voegde in vers 10 eraan toe:

Daniël 12:10 Velen zullen gereinigd, zuiver wit gemaakt en gelouterd worden. De goddelozen echter zullen goddeloos handelen en geen enkele van de goddelozen zal het begrijpen, maar de verstandigen zullen het begrijpen.

De hier vermelde "eindtijd" moet dus in een tijdvak zijn voor het einde, een tijdvak waarin het zegel van geheimhouding verbroken zou worden. Wanneer die eindtijd er zal zijn, wordt straks nog nader toegelicht.
Voor ons zijn het 8e en 9e hoofdstuk van Daniel van zeer groot gewicht, omdat hier in het bijzonder de strijd getoond wordt van de antichrist tegen Gods Heiligdom, het herstel van de ware godsdienst en in verband daarmee het werk van Christus in Zijn tempel. Nu willen we dit hoofdstuk eens in het bijzonder bekijken.

Aan Daniel werd een gezicht gegeven toen hij op de Burcht Susan was. Het eerste vers noemt de tijd waarop dit geschiedde, nl. in het derde jaar van koning Belsazar. Deze naam van de koning gaf de Bijbelcritici veel hoofdbrekens, want die kwam in de lijst van de Babylonische koningen niet voor. Pas na 1920 ontdekte men op kleitabletten (uitgegraven in de ruïne van Babylon) dat Belsazar de zoon van de laatste koning van Babel (Nabonedus) was, en door zijn vader als opperste generaal was aangesteld. Deze functie was gelijk aan die van een koning. Nabonedus regeerde 17 jaar, van 555 tot 539 v. Chr. Het derde jaar van Belsazar was van 547-546 v. Chr.

Daniel zag: EEN RAM MET TWEE HORENS, die echter in grootte verschilden (verzen 2, 3). De uitleg hiervan hoeven we niet te gissen, want vers 20 verklaart dat dit dier de rijken Medië en Perzië voorstelde. Perzië zou overheersen. In het 2e Hoofdstuk van Daniel werd dit rijk voorgesteld als "borst en armen" van het grote beeld dat Nebukadnezar zag; in het 7e hoofdstuk zag Daniel Medo-Perzie als een beer. Aan Daniel werd getoond naar welke zijden dit rijk zich zou uitbreiden: naar het westen, zuiden en noorden. Zelf kwam het van het oosten.
Daniel zag: EEN GEITENBOK MET EEN OPVALLENDE HOORN, (verzen 5-7), waarvan de uitleg is, dat dit Griekenland was (vers 21). In hoofdstuk 2 wordt dit rijk voorgesteld als de buik van koper, en in hoofdstuk 7 als de panter met vier vleugels, duidende op zijn vlugheid, waardoor hij (uit het westen komend) het Perzische rijk zou overmeesteren en volkomen verpletteren. Het Griekse rijk breidde zich uit tot noordwest India (tot de Indus) en van Egypte tot de Kaspische Zee en werd het grootste rijk dat de wereld ooit zag. Dit geschiedde binnen een zeer kort tijdsbestek. De geitenbok had zich bovenmate grootgemaakt. Toen brak die grote horen onverwacht af. De eerste koning, Alexander de Grote, die door de opvallende horen werd voorgesteld, liet geen erfgenaam of opvolger na. Hij stierf in 323 v. Chr. Wel gaf hij zijn generaal Perdiccas zijn zegelring, met de opdracht het rijk tijdelijk te regeren, tot de vrouw van Alexander het kind dat zij verwachte, gebaard zou hebben. Indien het een zoon werd, zou Perdiccas zolang regeren, totdat die zoon de macht kon overnemen. Een zoon werd geboren: Alexander Aegos. Spoedig echter begonnen de strubbelingen tussen Perdiccas en de andere generaals, temeer toen hijzelf aan de macht wilde komen. Alexander Aegos en zijn moeder werden vermoord. Zo ontstonden de zogenaamde Diadochen oorlogen, waardoor tenslotte in 301 v. Chr. het rijk in vier delen werd verdeeld. De Bijbel zegt in hoofdstuk 8

Daniël 8:8 De geitenbok maakte zich uitermate groot. Maar toen hij machtig geworden was, brak de grote hoorn af en in plaats daarvan kwamen er vier opvallende op, overeenkomstig de vier windstreken van de hemel.

De 4 horens waren het symbool van de 4 koninkrijken (vers 22). Laten we dit goed vasthouden: horens symboliseren niet koningen, maar steeds koninkrijken. (Dan. 7: 20, 24 "10 rijken"; Dan. 8: 22: "4 rijken"). Zo ontstonden juist naar de vier windstreken de rijken Egypte onder Ptolemeüs, Syrie onder Seleukos, Griekenland onder Cassander en Macedonië onder Lysimachos. Dus: p.m. 245 jaar na Daniels gezicht ging het eerste gedeelte van deze profetie in vervulling.
Nu lezen we verder in

Daniël 8:9 Uit één ervan kwam een kleine hoorn tevoorschijn, die uitzonderlijk groot werd, naar het zuiden toe, naar het oosten toe en naar het Sieraadland toe.

(het sierlijk land: Palestina). Deze kleine horen zou zo machtig worden, dat het tegen het "heer des hemels" (d.w.z. machtigen van Gods volk, vers 24) zou optreden o ze te verderven, en het zou zich verheffen tegen de Vorst van het heer (vers 10) of de Vorst der vorsten (vers 25), die Christus is (Dan. 9: 25 en 11: 22). Ook zou die horen het door God ingestelde offer en de tempeldienst teniet doen, om in plaats daarvan een andere eredienst op te bouwen. Wie is deze macht of de kleine horen? Wanneer we in Dan. 2 lezen, dan is de macht die op Griekenland volgt het Romeinse rijk. Gaan we even terug naar Dan. 7, dan is het vierde dier - opvolger van Griekenland - weer het vierde of Romeinse rijk. Uit de deling van dat rijk is het pausdom voortgekomen. Nu hebben we reeds eerder geconstateerd dat de hoofdstukken Dan. 2, 7, 8-9 en 11-12 parallel lopen en dat iedere profetie eindigt in de eindtijd. Daarom kunnen we niet anders verstaan, dan dat deze kleine horen die zeer groot werd (de vertaling van Schlachter zegt: "buitengewoon groot", de Engels vertalingen: "uiterst of bijzonder groot", de Canisius Bijbel: "geweldig groot") ook weer Rome is en wel in zijn tweevoud: het heidens en het pauselijk Rome. Verschillende Bijbeluitleggers geven als commentaar dat de kleine hoorn die zo uitnemend groot werd, koning Antiochus Epiphanes van Syrie was, die van 175 tot 163 v. Chr. regeerde. Deze theorie is reeds afkomstig van Porphyrius, een wijsgeer uit de derde eeuw. Hij beweerde dat het boek Daniel niet door Daniel zelf geschreven werd, maar door een man die ten tijde van Antiochus Epiphanes geleefd moet hebben, want niemand kan de toekomst voorspellen. Wat in Daniel stond, moest -volgens hem- reeds geschiedenis zijn. Deze theorie werd door sommige Bijbel verklaarders grif aangenomen.
Antiochus was een van de 26 koningen van het Syrische rijk. Hij is nooit de machtigste geweest. Omdat hij in 167 v. Chr. een blamerende nederlaag leed tegen de Romeinen, trok hij vol wraak op tegen Jeruzalem. Hij gedroeg zich als een tiran. In de brieven aan de Maccabeeën (apocriefe boeken) werden de opstand beschreven die de joden tegen hem verwekten.

👉  hoofdstuk 2   👉hoofdstuk 3 👉hoofdstuk 4 👉hoofdstuk 5 👉hoofdstuk 6 👉hoofdstuk 7 
👉  hoofdstuk 8

Bron: Schaduw en Werkelijkheid, A.C. Schmutzler

Reacties

Populaire posts