G'd is liefde
"Zo zijn de hemel en de aarde voltooid, en heel hun legermacht. Toen God op de zevende dag Zijn werk, dat Hij gemaakt had, voltooid had, rustte Hij op de zevende dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken." Genesis 2: 1- 3
Al zou ik de talen van de mensen en van de engelen spreken, maar ik had de (G'd) niet, dan zou ik klinkend koper of een schallende cimbaal zijn geworden.
En al zou ik de gave van de profetie hebben en alle geheimenissen weten en alle kennis bezitten, en al zou ik al het geloof hebben zodat ik bergen zou verzetten, maar ik had de (G'd) niet, dan was ik niets.
En al zou ik al mijn bezittingen uitdelen tot levensonderhoud van de armen, en al zou ik mijn lichaam overgeven om verbrand te worden, maar ik had de (G'd) niet, het baatte mij niets.
De (G'd) is geduldig, (G'd) is vriendelijk, de (G'd) is niet jaloers, de (G'd) pronkt niet, (G'd) doet niet gewichtig,
(G'd) handelt niet ongepast,
(G'd) zoekt niet haar eigen belang,
(G'd) wordt niet verbitterd,
(G'd) denkt geen kwaad,
(G'd) verblijdt zich niet over de ongerechtigheid, maar verheugt Zich over de waarheid,
(G'd) bedekt alle dingen,
(G'd) gelooft alle dingen,
(G'd) hoopt alle dingen,
(G'd) verdraagt alle dingen.
De (G'd) vergaat nooit.
Wat dan profetieën betreft, zij zullen tenietgedaan worden, wat talen betreft, zij zullen ophouden,
wat kennis betreft, zij zal tenietgedaan worden.
Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele, maar wanneer het volmaakte zal gekomen zijn,
zal wat ten dele is, tenietgedaan worden.
Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, overlegde ik als een kind, maar nu ik een man geworden ben, heb ik het kinderlijke tenietgedaan.
Nu immers kijken wij doormiddel van een spiegel in een raadsel, maar dan zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht.
Nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen, zoals ik zelf gekend ben.
En nu blijven geloof, hoop en (G'd), deze drie, maar de meeste van deze is de (G'd). 1 Korinthe 13
Al zou ik de talen van de mensen en van de engelen spreken, maar ik had de (G'd) niet, dan zou ik klinkend koper of een schallende cimbaal zijn geworden.
En al zou ik de gave van de profetie hebben en alle geheimenissen weten en alle kennis bezitten, en al zou ik al het geloof hebben zodat ik bergen zou verzetten, maar ik had de (G'd) niet, dan was ik niets.
En al zou ik al mijn bezittingen uitdelen tot levensonderhoud van de armen, en al zou ik mijn lichaam overgeven om verbrand te worden, maar ik had de (G'd) niet, het baatte mij niets.
De (G'd) is geduldig, (G'd) is vriendelijk, de (G'd) is niet jaloers, de (G'd) pronkt niet, (G'd) doet niet gewichtig,
(G'd) handelt niet ongepast,
(G'd) zoekt niet haar eigen belang,
(G'd) wordt niet verbitterd,
(G'd) denkt geen kwaad,
(G'd) verblijdt zich niet over de ongerechtigheid, maar verheugt Zich over de waarheid,
(G'd) bedekt alle dingen,
(G'd) gelooft alle dingen,
(G'd) hoopt alle dingen,
(G'd) verdraagt alle dingen.
De (G'd) vergaat nooit.
Wat dan profetieën betreft, zij zullen tenietgedaan worden, wat talen betreft, zij zullen ophouden,
wat kennis betreft, zij zal tenietgedaan worden.
Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele, maar wanneer het volmaakte zal gekomen zijn,
zal wat ten dele is, tenietgedaan worden.
Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, overlegde ik als een kind, maar nu ik een man geworden ben, heb ik het kinderlijke tenietgedaan.
Nu immers kijken wij doormiddel van een spiegel in een raadsel, maar dan zullen wij zien van aangezicht tot aangezicht.
Nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen, zoals ik zelf gekend ben.
En nu blijven geloof, hoop en (G'd), deze drie, maar de meeste van deze is de (G'd). 1 Korinthe 13
"Hierin is de liefde van God aan ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem.
Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden.
Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben." 1 Johannes 4: 9- 11
Hierin is de liefde, niet dat wij God lief hebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad en Zijn Zoon zond als verzoening voor onze zonden.
Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben." 1 Johannes 4: 9- 11
Indrukwekkend blijft het!
BeantwoordenVerwijderen