bijbelse kwalificaties ouderling en bisschop/opziener 4/10

1 Timotheüs 3:1-7 Dit is een betrouwbaar woord: als iemand verlangen heeft naar het ambt van opziener, begeert hij een voortreffelijk werk. Een opziener nu moet onberispelijk zijn, de man van één vrouw, beheerst, bezonnen, eerbaar, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen, niet verslaafd aan wijn, niet vechtlustig, niet uit op schandelijke winst, maar welwillend, niet strijdlustig en zonder geldzucht.


Hij moet goed leidinggeven aan zijn eigen huis, zijn kinderen onderdanig houden, in alle waardigheid.
Want als iemand niet weet hoe hij leiding moet geven aan zijn eigen huis, hoe zal hij voor de gemeente van God zorg dragen? Hij mag geen pas bekeerde zijn, opdat hij niet verwaand wordt en daardoor onder het oordeel van de duivel valt. Hij moet ook een goed getuigenis hebben van buitenstaanders, opdat hij niet in opspraak komt en in een strik van de duivel terechtkomt.

Titus 1: 5-9 Om die reden heb ik u op Kreta achtergelaten, opdat u verder in orde zou brengen wat nog ontbrak, en van stad tot stad ouderlingen zou aanstellen, zoals ik u opgedragen heb. Zo iemand moet onberispelijk zijn, de man van één vrouw, gelovige kinderen hebben, die niet te beschuldigen zijn van losbandigheid of opstandigheid. Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een beheerder van het huis van God, niet eigenzinnig, niet opvliegend, niet verslaafd aan wijn, niet vechtlustig, niet uit op oneerlijke winst, maar gastvrij, goedwillend, bezonnen, rechtvaardig, heilig, beheerst, iemand die zich houdt aan het betrouwbare woord, dat overeenkomstig de leer is, zodat hij bij machte is anderen te bemoedigen door het gezonde onderwijs en ook de tegensprekers te weerleggen.

Deze passages beschrijven een man, met de uitdrukking, "de man van één vrouw." Maar de voorstanders van de wijding van vrouwen beweren dat deze passages moeten worden geïnterpreteerd in een uniseks manier. Zij wijzen erop dat een deel van het oorspronkelijke Grieks geslachtsneutraal is. Zo staat er in het Grieks niet: "Als een man de positie van bisschop begeert", maar: "als iemand (Gr. = tis) de positie van bisschop begeert" (1 Tim. 3:1), en niet: "een man onberispelijk is", maar: "als iemand onberispelijk is" (Titus 1:6). Zij wijzen er ook op dat vaak in de Schrift het mannelijk zelfstandig naamwoord inclusief is, wat betekent dat het zowel van toepassing is op mannen als op vrouwen. Bijvoorbeeld, het tiende gebod zegt: "Gij zult de vrouw van uw naaste niet begeren", maar wij begrijpen dat het ook geldt voor vrouwen, en het moeten interpreteren als: "Gij zult de man van uw naaste niet begeren". Evenzo beweren voorstanders van de wijding van vrouwen dat "man van één vrouw" inclusief moet worden gelezen en dus ook betekent "man van één vrouw of vrouw van één man, al naar gelang het voorbeeld".

Dus hoe moeten we de bijbelse kwalificaties voor het ambt van ouderling/bisschop/opziener interpreteren? Bedoelde de apostel Paulus een man te specificeren, of moeten we deze kwalificaties opvatten als van toepassing op zowel een man als een vrouw? Hoe moeten we dit dilemma oplossen? Als Adventisten en goede Protestanten staan wij toe dat de Schrift haar eigen uitlegger is; dat wil zeggen, wij staan toe dat de Schrift de Schrift uitlegt.
Ten eerste, is er iets in deze passages behalve de zinsnede "man van één vrouw" dat ons een aanwijzing geeft over het gespecificeerde geslacht? Ja, dat is er inderdaad. De opziener moet zijn "kinderen in onderdanigheid houden in alle eerbied, want als een man niet weet hoe zijn eigen huis te besturen, hoe kan hij dan voor de kerk van God zorgen?". Bovendien vertalen alle grote Bijbelvertalingen dit als een man. Mannelijk zijn is de eerste vereiste om ouderling te zijn.

De Schrift is duidelijk in het specificeren van het patriarchale ("heerschappij van de vaders") model van gezinsbestuur. De man is het hoofd van het gezin. Dit is duidelijk in het Oude Testament (Gen. 3:16; 18:12) en net zo duidelijk in het Nieuwe:

Efeze 5:22-25 Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere, want de man is hoofd van de vrouw, zoals ook Christus Hoofd van de gemeente is; en Hij is de Behouder van het lichaam. Daarom, zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn. Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven,

Kolossenzen 3:18, 19 Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals het behoort in de Heere. Mannen, heb uw vrouw lief en wees niet verbitterd tegen haar.

1 Petrus 3:1 Evenzo, vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig; opdat ook, als sommigen aan het Woord ongehoorzaam zijn, zij door de levenswandel van de vrouwen zonder woorden gewonnen mogen worden,

Er is geen "boog" of "traject" in de Schrift die weg leidt van de patriarchale vorm van gezinsbestuur die bij de Schepping werd ingesteld. Van Genesis tot Openbaring erkent de Schrift de man en de vader als het hoofd van het gezin. En aangezien de huiskerk het patroon is voor de grotere kerk, is bekwaam leiderschap in het gezin een eerste vereiste voor leiderschap in de kerk (1 Tim. 3:5). Ellen White was net zo duidelijk als de apostel Paulus: "Wie er niet in slaagt zijn eigen gezin verstandig te leiden, is niet geschikt om de gemeente Gods te leiden." (Tekenen der Tijden, 10 nov. 1881). "Als een man geen wijsheid toont in het leiden van de "kerk" in zijn eigen huis, hoe kan hij dan wijsheid tonen in het beheer van de grotere kerk buiten? Hoe kan hij de verantwoordelijkheden dragen die zoveel betekenen, als hij zijn eigen kinderen niet kan besturen?" (5 Manuscript Releases, 449, 450).

Het is duidelijk, gezien de onveranderlijke leer van de Bijbel dat mannen de heersers van het huis zijn, is de uitspraak van Paulus dat als iemand "niet weet hoe hij zijn eigen huis moet besturen, hoe kan hij dan zorgen voor de gemeente van God?" een zeer sterke aanwijzing dat een ouderling of bisschop een man moet zijn. Ten tweede moeten we de context onderzoeken. Er wordt vaak gezegd dat "een tekst zonder context een voorwendsel is," dus laten we kijken naar de context van Paulus opsomming van de bijbelse eisen waaraan iedereen moet voldoen die bisschop wil worden. Onmiddellijk voordat hij deze criteria opsomde, zei Paulus dit:

1 Timotheüs 2:11-15 Een vrouw moet zich laten onderwijzen in stilheid, in alle onderdanigheid. Want ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft, en ook niet dat zij de man overheerst, maar ik wil dat zij zich stilhoudt. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. En niet Adam is misleid, maar de vrouw is, toen zij misleid werd, tot overtreding gekomen. Maar zij zal in de weg van het baren van kinderen zalig worden, als zij blijft in geloof, liefde en heiliging, gepaard met bezonnenheid.

Als een ouderling of bisschop "bekwaam moet zijn om te onderwijzen", zoals wordt bepaald in 1 Tim. 3:2, en vrouwen moeten stil zijn en het is vrouwen specifiek verboden te onderwijzen, dan kan een vrouw duidelijk geen ouderling of bisschop zijn. En omdat we niet uitgaan van alleen maar één tekst en daar onze casus op bouwen, vinden we een soortgelijke passage in

1 Korinthe 14:34, 35 Laten uw vrouwen in de gemeenten zwijgen. Het is hun immers niet toegestaan te spreken, maar bevolen onderdanig te zijn, zoals ook de wet zegt. En als zij iets willen leren, laten zij dat dan thuis aan hun eigen man vragen. Het is immers schandelijk voor vrouwen om in de gemeente te spreken.

Deze context beperkt gezaghebbend onderwijs in de kerk tot mannen; vandaar dat het ambt van ouderling of bisschop, dat dergelijk onderwijs vereist, ook beperkt tot mannen. Voorstanders van de wijding van vrouwen wijzen erop dat Priscilla, de vrouw van Aquila, in Handelingen een man, Apollos, blijkt te onderwijzen (Handelingen 18). Maar in dat geval betekent de gebruikte Griekse term, ektithemi, uiteenzetten of onthullen en wordt vertaald met "uiteenzetten". Daarentegen is het onderwijs dat de oudsten moeten geven en dat vrouwen verboden is, is gebaseerd op een andere Griekse term, didasko. Wanneer Paulus de term didasko in 1 Tim. gebruikt, spreekt hij over de gezaghebbende onderwijzende bediening van de oudsten; hij heeft een van de functies van een ambt op het oog, en door de uitoefening van die functie te beperken tot mannen, beperkt hij ook het ambt tot mannen. Interessant is dat er twee andere verwijzingen naar deze Griekse wortel zijn in verband met vrouwen in het Nieuwe Testament: Ten eerste, in Titus 2:3, 4, instrueert Paulus de oudere vrouwen om "leraressen van het goede" (kalodidaskalos) te zijn aan de jongere vrouwen, en ten tweede, in Openbaring 2:20, berispt Jezus de gemeente van Thyatira voor het toestaan van "die vrouw Jezebel" om te onderwijzen (didasko).

We moeten ook opmerken dat het ambt van ouderling/bisschop/opziener een gezaghebbend ambt is. De Bijbel zegt dat de oudsten "heersen" over de kerk.

1 Timotheüs 5:17 Laat ouderlingen die goed leiding geven, dubbele eer waard geacht worden, vooral diegenen die arbeiden in het Woord en in de leer.

Hebreeën 13:7 Denk aan uw voorgangers, die het Woord van God tot u gesproken hebben. Let op de uitkomst van hun levenswandel, en volg hun geloof na.

Ouderlingen moeten niet alleen gezaghebbend onderwijzen (didasko), maar ook valse leer onderdrukken. Een ouderling moet "het ware woord vasthouden zoals het hem geleerd is, opdat hij door een gezonde leer in staat zal zijn zowel te vermanen als te veroordelen dat wat met de waarheid in tegenspraak is. Want er zijn vele ongehoorzamen ... wier mond gestopt moet worden, gezinnen, die dingen leren die ze niet zouden moeten doen, om omwille van oneerlijk gewin. ... Berisp hen daarom scherp, opdat zij gezond worden in het geloof" (Titus 1:9-13). Uit deze passages blijkt heel duidelijk dat de rol van de ouderling hem oproept om gezag te hebben over de mannen in de gemeente; daarom zou een vrouwelijke ouderling niet in overeenstemming zijn met de vermaning in 1 Tim. 2:12 dat vrouwen geen gezag over mannen mogen hebben. Als we 1 Tim. 3:1-7 en Titus 1:2-7 op een uniseks manier zouden lezen, waarbij mannelijke of vrouwelijke ouderlingen mogelijk zijn, creëren we een conflict met 1 Tim. 2:12. Maar volgens de regels van het uitleggen van de schrift die door Adventisten wordt omarmd, moeten wij onze theorie van interpretatie "zonder tegenspraak" vormen. We moeten de Schriften lezen en interpreteren volgens de aanname dat ze allen geïnspireerd zijn door één Goddelijke geest, de Heilige Geest, en harmonieus moeten worden verklaard, zonder tegenspraak. 1 Tim. 2:11-15 is dus de onmiddellijke context van de kwalificaties voor ouderling/bisschop/opziener die in het volgende hoofdstuk worden uiteengezet.

Paulus heeft uitdrukkelijk verklaard dat vrouwen geen gezaghebbend leraar mogen zijn en geen gezag over mannen mogen hebben, Paulus bedoelde duidelijk dat een ambt dat gezaghebbend onderricht vereist en dat gezag wordt uitgeoefend over mannen, moet worden beperkt tot mannen. Hij gaat dan verder met uit te leggen wat voor soort mannen geschikt zijn voor het ambt van ouderling. Dit is waarom Bijbelvertalers zich door de geschiedenis heen vrij hebben gevoeld om "Als iemand de positie van een bisschop wil," te parafraseren als, "Als een man de positie van een bisschop begeert ..." Tot vrij recent is dit nooit als een controversiële vertaling beschouwd. Laten we nu eens kijken naar de bredere bijbelse context. Er is een principe in de Schrift van mannelijk spiritueel leiderschap. In de context van de kerk verklaarde Paulus:

1 Korinthe 11: 3 Ik wil dat u weet dat het hoofd van iedere man Christus is, het hoofd van de vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God.

Dit principe gaat helemaal terug tot de hof van Eden. Adam werd eerst gevormd uit het stof van de aarde (Gen. 2:7), terwijl Eva later werd gevormd uit een rib van Adam (vs.21, 22). Het was aan Adam dat God instructies gaf over de verzorging van de tuin en wat te doen met de twee bomen in het midden (vs.15-17). Het is Adam die de namen aan de dieren gaf (vs.19, 20), en het is Adam - zowel voor als na de zondeval - die Eva een naam geeft (vs. 23; Gen. 3:20). Adam en Eva werden pas naakt toen Adam zondigde (Gen. 3:7). En toen zij beiden vluchtten voor de Heer, was het de Heer die Adam en niet Eva heeft geroepen (v. 9). Vandaar, wordt Adam in het Nieuwe Testament aangewezen als degene door wie de zonde en de dood de wereld zijn binnengekomen (Rom. 5:12-19; 1Kor. 15:22), ook al was Eva de eerste die ongehoorzaam was. Dit is de reden waarom de tweede persoon van de Godheid naar de aarde kwam als de tweede Adam, niet als de tweede Eva. We kunnen dit principe helemaal door de Schriften heen volgen. Alleen mannen worden in de Schrift genoemd als verantwoordelijken bij het brengen van offers (Gen. 8:20; Richt. 13:19; Job 1:5; Hebr. 11:4). De stichters van de twaalf stammen van Israël waren allen mannen (Gen. 48:1,5; 49:1-28).

Hoewel de Heer het gehele volk Israël opriep om een koninkrijk van priesters te zijn (Exod. 19:6), werden alleen mannen aangesteld om het Pesachlam te offeren (Exod. 12:3) en later om als priester te dienen in het heiligdom (Exod. 28:1; 29:9, 10; Num. 3:3). De genealogie van Jezus wordt getraceerd via de mannelijke lijn, hoewel vier beroemde vrouwen worden genoemd in verband met hun echtgenoten (Matt. 1:3, 5, 6). Jezus, de Messias, wanneer Hij komt in het vlees, komt Hij als man
(1 Tim. 2:5). Jezus had veel vrouwelijke volgelingen (Marcus 15:40, 41; Lucas 23:27-30), maar toen het tijd was om zijn discipelen te kiezen, koos Hij en benoemde Hij twaalf mannen om Zijn kerk op aarde te leiden (Marcus 3:13-19; Lucas 6:12-16; DA 290-297). Na de dood van Judas wierpen de overgebleven discipelen loten om zijn vervanger te kiezen. Beide kandidaten waren mannen, hoewel er een aantal prominente vrouwelijke volgelingen beschikbaar waren (Handelingen 1:12-23).

Er is een duidelijk patroon van mannelijke geestelijke verantwoordelijkheid en leiderschap dat zich door de hele Schrift uitstrekt, van Genesis tot Openbaring. Dat is de grotere bijbelse context voor de criteria voor oudsten en bisschoppen/opzieners. Bij het samenbrengen van de bijbelse passages die op deze kwestie betrekking hebben, moeten we de eisen gesteld in  1 Tim. 3:1-7 en Titus 1:5-9 specifiek toe schrijven aan de man. Niet "een man of een vrouw, al naar gelang het geval," maar alleen een man. Wanneer we alle bijbel passages samenbrengen over het onderwerp, laat elk woord zijn juiste invloed hebben, laat de Schrift zijn eigen uitlegger zijn, en vorm onze theorie zonder een tekst tegenover een andere te plaatsen, is dit geen netelige zaak. In plaats daarvan is het heel duidelijk dat de kerkleiding het ambt van ouderling/bisschop/opziener is voorbehouden aan mannen. We hebben reden om te vragen: Zijn zij die voor de wijding van vrouwen zijn, echt aan het proberen te begrijpen wat de Schrift ons leert, of proberen zij op de een of andere manier de Schrift aan te passen aan de dominante culturele trend in de westerse wereld?

VAAK GESTELDE VRAGEN

1. Gaf Paulus, in 1 Tim. 2:12, 13, een antwoord op een ketterij die in Efeze was ontstaan, waarin werd geleerd dat Eva vóór Adam was geschapen en Adam eerst zondigde?
Een theorie die door voorstanders van de vrouwelijke wijding is ontstaan toen Paulus schreef:

"Laat een vrouw in stilte leren met alle onderdanigheid. En ik sta niet toe dat een vrouw onderwijst of gezag heeft over een man, maar dat ze moet zwijgen. Want Adam werd eerst gevormd, daarna Eva. En Adam werd niet misleid, maar de vrouw werd misleid en is in overtreding gevallen" (1 Tim. 2:11-14),

legde hij dit alleen als een regel vast voor de kerk in Efeze, waar, naar men beweert, sommige vrouwen leerden dat Eva het eerst was gevormd en dat Adam van de verboden vrucht had gegeten vóór Eva. Deze theorie is betwist door kundige geleerden, maar het echte probleem is de methode van interpretatie zelf. Er wordt een vreemd, niet controleerbaar verhaal verteld dat de betekenis van de tekst verandert en beperkt tot een bepaalde tijd en plaats, een leer die anders universeel toepasbaar zou zijn. 
Is deze methode van Bijbelstudie in overeenstemming met de Adventistische hermeneutiek? Deze manier van verteltrant beweert men zou binnen de "historisch-grammaticale" methode vallen, maar het bewerkt in feite de Schrift door gebruik te maken van een buiten bijbelse leer, dus hoe verschilt het werkelijk van regelrechte kritiek? Zou het niet beter zijn om gewoon de tekst als tekst te accepteren?

Als we aanvaarden wat er geschreven staat, dan is de gegeven raad precies het tegenovergestelde van tijdgebonden en cultureel geconditioneerd. Paulus baseert zijn advies - dat vrouwen niet mogen onderwijzen of gezag hebben over mannen - op de geschiedenis van de schepping en de val van de mens, geschiedenis die gemeenschappelijk is voor het hele menselijk ras en aan iedereen die sindsdien heeft geleefd. Dus, Paulus plaatst zijn apostolisch onderwijs buiten de lokale culturele situatie van het eerste eeuwse Efeze; hij maakt het universeel en tijdloos.

2. Als Adam als eerste geschapen werd, betekent dat mannelijk leiderschap, zouden de dieren dan niet superieur zijn aan Adam omdat zij voor hem geschapen werden?
Op zijn best is dit een geschil met de apostel Paulus zelf, want het is Paulus die, onder inspiratie van de Heilige Geest, de volgorde van de schepping geeft als basis voor het mannelijk leiderschap in de kerk. (In het slechtste geval is het een ongepaste poging om een ongewenste maar duidelijke bijbelse leer belachelijk te maken). Het is nooit verstandig om te redetwisten met de logica van een geïnspireerde schrijver. Het is het beste om die redenering gewoon te accepteren en niet te betwisten met onze eigen ongeïnspireerde logica. Mensen en dieren zijn van verschillende categorieën, en God gaf de mensheid expliciet heerschappij over de dieren (Gen. 1:26), wat elk argument van voorrang van schepping tenietdoet voor zover het mensen en dieren betreft.

3. Sluit de zinsnede "man van één vrouw" alleenstaande mannen uit van het ouderlingschap? 
Gezien het feit dat Paulus gewijd was (Handelingen 13:3) en toch zichzelf beschrijft als vrijgezel in 1Kor.7:7, lijkt het erop dat alleenstaande mannen gewijd kunnen worden en dienen kunnen als plaatselijke oudsten en bisschoppen/opzieners van de kudde.

4. Koos Jezus niet alleen mannelijke apostelen vanwege de cultuur van Zijn tijd?
Nee. Jezus was gehoorzaam aan het woord van Zijn Vader, niet aan de cultuur van de mens. "Hij zag dat de eisen van de maatschappij en de eisen van God voortdurend in botsing waren. ... Hij kon niet instemmen met de vermenging van menselijke eisen met de goddelijke voorschriften" (DA 84). Jezus' omgang met de Samaritaanse vrouw (Johannes 4:4-26), Zacheüs (Lucas 19:1-10), heidenen (Lucas 7:1-10; Matt. 15:21-28), en de "onreine" mensen die Hij aanraakte en genas (Marcus 1:40-45) laten zien dat Jezus nooit een slaaf was van de culturele verwachtingen van Zijn tijd. Sterker nog, Jezus stierf omdat Hij de bijbelse waarheid niet wilde compromitteren vanwege culturele tradities.

5. Geeft Gal. 3:28 een grond voor het wijden van vrouwen tot de bediening van het evangelie?
Nee. Galaten 3:28 gaat over gelijke toegang tot God door Christus. Het verandert niets aan de bijbelse vereisten voor de ambten van ouderling en bisschop/opziener.

Galaten 3:26 Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. 27. Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. 28. Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.

Paulus zegt dat allen door de doop in één gezin verenigd zijn. Allen hebben de voorrechten van een kind van God. Bij onze doop heeft God de woorden van de Vader, "Dit is mijn geliefde zoon in wie ik welbehagen heb," nu over ons gezegd. Zonder enig onderscheid, "Iedere ziel kan vrije toegang tot God hebben" (PK 369). In plaats van Gods goddelijke orde af te schaffen, stelt Gal. 3:28 dat beide in het leven zijn geroepen. Het lichaam van Christus is georganiseerd onder Zijn bevel. De passage betekent niet dat alle christenen dezelfde gaven hebben gekregen of dezelfde taken hebben toebedeeld gekregen. Noch betekent het dat een christen nu het ambt kan opeisen die Christus aan een ander heeft toegewezen. Noch betekent de passage dat er geen onderscheid is tussen mannen en vrouwen in leiderschapsfuncties, want dat zou in tegenspraak zijn met andere duidelijke passages in de Schrift (1 Kor. 11:3-16; 1 Tim. 2:12, 13; enz.). Merk op dat het volgende vers het bijbelse patriarchaat bevestigt, in die zin dat christelijke gelovigen symbolisch afstammen van de aartsvader Abraham: 

Galaten 3:29 En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.

Gal. 3:28 betekent geen verandering in Paulus' denken over de rolverdeling tussen mannen en vrouwen in de kerk. Om dat waar te laten zijn, zou Galaten geschreven moeten zijn na zijn eerste brief aan Timoteüs, maar het werd ruim daarvoor geschreven. Bovendien, als we we Gal. 3:28 zo interpreteren dat het in tegenspraak is met passages als 1 Cor. 11:3-16, hebben we onze theorie niet "zonder tegenspraak en tegenstrijdigheid." Integendeel, wij stellen de Schrift tegenover de Schrift, zonder acht te slaan op het feit dat alle Schrift geïnspireerd is door één Goddelijke geest, de Heilige Geest.

6. Was "Junia" uit Rom. 16:7 een vrouwelijke apostel?
Rom. 16:7 schrijft: "Groet Andronikus en Junia, mijn mede-Joden die met mij in de gevangenis hebben gezeten. Zij zijn voortreffelijk onder [gewaardeerd door] de apostelen, en zij waren in Christus voordat ik dat was" (NIV). Voorstanders van de wijding van vrouwen beweren dat "Junia" zowel een vrouw als een apostel was, en aangezien apostelen gezag hadden over mannen in de kerk, ja, zelfs over ouderlingen/bisschoppen/over opzieners, toont Junia aan dat vrouwen gewijd kunnen worden tot de bediening van het evangelie.
Ten eerste, theologen, Bijbelvertalingen, en zelfs de onderliggende Griekse manuscripten zijn het er niet over eens of Junia een vrouw was. De Griekse constructie van de naam kan verwijzen naar een vrouw of een man, afhankelijk van waar het accent wordt geplaatst, maar accenten werden niet aangegeven in de Griekse schrift tot honderden jaren nadat Paulus zijn brief aan de Romeinen schreef. De kerkvaders waren verdeeld, John Chrysostom (AD 359-407) geloofde dat Junia een vrouw was, maar Origenes (AD 185-254) geloofde dat Junia een man was. Epiphanius van Salamis (gestorven in 403 na Christus) gebruikt de mannelijke vorm, Junias, en beweert specifieke biografische informatie te hebben, door te schrijven dat "Junias, over wie Paulus vermeldt, bisschop werd van Apameia in Syrië." Ellen White zegt: "Paulus maakt in zijn brieven aan de gemeenten melding van vrouwen die met hem werkten in het evangelie ... 'Groet Andronicus en Junia, mijn bloedverwanten en mijn medegevangenen, die bekend zijn onder de apostelen, die ook in Christus waren voor mij' " (North Pacific Union Gleaner, 12/4/1907). Dit lijkt erop te wijzen dat Ellen White geloofde dat Junia een vrouw was, maar het is niet definitief en met zekerheid te zeggen omdat ze ook verschillende mannen noemt in die passage.

Ten tweede weten we niet uit het Grieks, dat gewoonlijk vertaald wordt met "die opmerkelijk zijn onder de apostelen," of Andronicus en Junia "opmerkelijke apostelen" waren of "goed bekend bij de apostelen." Het maakt een groot verschil of Andronicus en Junia bekend waren bij de apostelen of dat ze zelf hoog aangeschreven apostelen waren. Maar als zij opmerkelijke apostelen waren, waarom worden zij dan nooit vermeld in het boek Handelingen, waar de handelingen van de apostelen zijn opgetekend?
Waarom wordt er geen melding van hen gemaakt behalve in dit korte "groet" gedeelte aan het eind van Paulus' brief aan de Romeinen? Waar het op neerkomt is dat we niet kunnen verwachten te geloven dat Junia een vrouwelijke apostel was als de hele leer en context van de Bijbel leiderschap in de georganiseerde kerk beperkt tot mannen. Een vrouwelijke apostel is een buitengewone claim, en het zou buitengewoon, duidelijk bijbels bewijs vereisen, dat hier niet aanwezig is. Zelfs als we aannemen dat Junia een vrouw was, is de betere lezing van deze dubbelzinnige passage dat Andronicus en Junia goed bekend waren bij de apostelen, dus niet zelf apostelen waren.

7. Moeten vrouwen met een vergunning of opdracht precies dezelfde functies vervullen als een gewijde mannelijke ambtsdrager?
Dit zou niet bijbels zijn. Het werk van mannen en vrouwen in de bediening is duidelijk onderscheiden in zowel de Schrift als de geschriften van Ellen White, en er moeten stappen ondernomen worden om dit onderscheid te herstellen in het beleid van de Zevende-dags Adventisten, zodat de rolverdeling tussen mannen en vrouwen wordt weerspiegeld zoals de geïnspireerde raad die voorstelt. Bovendien is het huidige onderscheid tussen plaatselijke ouderlingen en gewijde evangelie verkondigers in de kerk niet bijbels - wat is toegestaan of ontzegd voor de één zou moeten worden toegestaan of ontzegd voor de ander.

8. Is het verdedigen van de rolverdeling tussen mannen en vrouwen vanuit de Schrift niet net zoiets als het verdedigen van slavernij uit de Schrift?
Nee. In tegenstelling tot slavernij en sociale klasse onderscheid, die menselijke instellingen zijn, zijn geslacht en rolpatronen door God geschapen (Gen.5:2; Matt.19:4; Markus 10:6). Gods schepping was volmaakt! Noch slavernij, rassenscheiding, kasten, noch economische stand kunnen daarom, vergeleken worden met genderrollen. De veronderstelling dat het verdedigen van het onderscheid in geslachtsrollen met de Bijbel hetzelfde is als met de Bijbel slavernij verdedigen, is gebaseerd op het idee dat... rolverschillen net zo onrechtvaardig en onderdrukkend zijn als slavernij. Maar dit is geen bijbelse opvatting. In het bijbelse wereldbeeld, schiep God mannen en vrouwen verschillend, met verschillende rollen vanaf het begin, en Hij noemde deze schepping "zeer goed" (Gen. 1:31).
Het Christendom streeft er niet naar om de maatschappij opnieuw te maken door al haar zondige instellingen aan te pakken, maar door eerst mensen te bekeren en harten en geesten te veranderen, één persoon per keer. Deze bekeerde mensen zullen, wanneer zij een kritische punt in een samenleving bereiken, uiteindelijk proberen om de instellingen van hun samenleving te hervormen. De vroege Christenen hebben niet geprobeerd om de diepgewortelde instelling van slavernij in de Romeinse samenleving te vernietigen; als ze dat hadden gedaan, zouden ze waarschijnlijk snel geëlimineerd zijn door de Romeinse autoriteiten. Maar Paulus' brief aan Philemon vernietigt effectief de filosofische grondslagen van slavernij, en vervangt ze door een christelijk wereldbeeld dat Onesimus de broer maakt van Philemon, die behandeld moet worden als zijn broer, niet als zijn eigendom. Dus is het niet waar dat slavernij met recht verdedigd kan worden vanuit de Schrift, en sommige van de meest prominente abolitionisten en anti-slavernij activisten, zoals William Wilberforce, waren toegewijde christenen.

9. Is geweld tegen en onderdrukking van vrouwen een gevolg van het bijbelse patriarchaat?
Als dit waar zou zijn, zou God de schuld zijn voor het misbruik van vrouwen omdat Hij het patriarchale systeem heeft ingesteld. Jezus zou de schuld krijgen omdat Hij alleen mannen koos als Zijn apostelen. Paulus zou schuldig zijn omdat hij weigerde vrouwen kerkelijke autoriteit te geven over mannen (1 Tim. 2:12, 13). Het bijbelse model is niet beledigend, noch bevordert het geweld tegen vrouwen; integendeel, mannen worden aangespoord tot dienend leiderschap, om vrouwen als "het zwakkere vat" te beschermen en met respect te behandelen, als afspiegeling van de opofferende liefde van Christus (1 Petr. 3,7; Ef. 5,25). Een van de meest opmerkelijke tegenstanders van het patriarchaat en voorstanders van de postmoderne feministische beweging blijkt Hugh Hefner te zijn geweest, de maker van Playboy Magazine, die ook een van de grootste geestelijke vernederaars van vrouwen was. Dat is niet tegenstrijdig, want het is pas dan tegenstrijdig wanneer vrouwen niet langer onder de beschermende autoriteit van een liefhebbende vader of echtgenoot zijn, dat ze echt uitgebuit en misbruikt kunnen worden door andere mannen.

10. Ontkracht Paulus' uitspraak over "je aan elkaar onderwerpen in de vreze Gods" (Ef. 5:21) niet het principe van onderwerping aan hoofden of autoriteiten?
Kennelijk niet, want de volgende verzen bevelen vrouwen zich te onderwerpen aan echtgenoten (Ef.5:22-25). Nooit wordt de man bevolen om zich aan de vrouw te onderwerpen. Sommigen menen dat onderwerping aan elkaar gedefinieerd wordt door een reeks van relaties die niet wederkerig zijn, wat de fout in de hand werkt dat Paulus wederkerige onderdanigheid onderwijst. In plaats daarvan, moet de vrouw zich onderwerpen aan de man, het kind aan de ouder, en de dienaar aan de meester, altijd in de vreze Gods, trouw blijvend aan God. We zien hetzelfde in Kol. 3:18-25, en in 1 Petr. 2:13-3:7 hier hebben we een soortgelijk weergave, beginnend met het principe van onderwerping aan elk niveau van gezag dat God heeft ingesteld.
Paulus is even duidelijk dat deze onderwerping van de vrouw aan de man, zoals die van het kind aan de ouders (Ef. 6:1), alleen moet plaatsvinden, alleen plaats mag vinden "zoals het past in de Heer" (Kol. 3:18). Absoluut gehoorzaamheid aan enig menselijk gezag is voor de gelovige niet mogelijk, want de Bijbel is duidelijk dat "wij God meer moeten gehoorzamen dan mensen" (Handelingen 5:29).

klik hier👉 hoofdstuk 1

Reacties

Populaire posts