1. discussie over 1844

Daniël 8:13 Toen hoorde ik een heilige spreken, en een heilige zei tegen de Ongenoemde Die sprak: Hoelang zal het visioen van het steeds terugkerende offer en de verwoestende afvalligheid gelden, en hoelang zal zowel het heiligdom als het leger overgegeven worden om vertrapt te worden? 14. Hij zei tegen mij: Tot tweeduizend driehonderd avonden en morgens. Dan zal het heiligdom in rechten hersteld worden.


Ik zal nooit de ontroerende ervaring vergeten toen ik uit de duisternis van het agnosticisme, het scepticisme - zelfs spiritualisme - in het licht kwam van de drie-engelenboodschap. De Heer tilde mij als het ware uit de zonde, de dood, de vervreemding en leegheid, die een van God vervreemd leven verduisteren, en bracht mij niet alleen in kennis met Jezus, maar ook in aanraking met het adventisme, en daarmee met de belangrijkste beweging sinds de protestantse hervorming. Toch was het niet alles koek en ei in Sion. Ik sloot me aan bij de adventisten in een tijd van gerommel, geruchten en opstandigheid - ofschoon in mijn wedergeboren onschuld het meeste aan mij voorbijging. Ik was als een glimlachende baby, nog onbekend met de bittere kanten van het leven. Ik was drie maanden adventist toen een vriend mij vertelde over een adventistische professor in Californië, die het onderzoekend oordeel van 1844 ontkende.

“Wie maakt zich daar nou druk om!" antwoordde ik. Ik had schema's van tijdperken gezien, had gelezen over 1844, en had alles voor waar aangenomen omdat Ellen White het ge loofde, en ik geloofde in wat zij geloofde. Maar wie kon het wat schelen? Alles waar ik over sprak in de eerste zes maanden van mijn adventist zijn, was het merkteken van het beest. Ik gaf dozijnen Bijbelstudies over het merkteken van het beest. Ik vertelde iedereen over het merkteken. Ik schreef zelfs graffiti op de muren van openbare toiletten over het merkteken van het beest. 1844? Het scheen niet ter zake te doen.

In het begin van 1981 kwam ik in mijn eerste adventistische gemeente. Daar waren de geruchten over 1844 en de heiligdomskwestie meer dan een ondergronds gerommel het was een ware aardbeving! Men sprak erover aan het ontbijt, bij de lunch, de avondmaaltijd en tussen de maaltijden door. Ofschoon ik niet begreep waar het gesprek over ging, was ik van één ding overtuigd: Niets zou mij van mijn stuk brengen.

Maar toen confronteerde men mij met vragen: Hoe haal je het onderzoekend oordeel "uit Daniël 8:14? Hoe weet je dat het jaar-dag-beginsel juist is? En als dat zo is, waarom past men dat dan ook toe op de 2300 dagen? Wat is het verband tussen Daniël 8 en 9? Waarom is er geen woordelijk verband tussen het woord voor gereinigd (dat alleen in de Engelse King James-vertaling is gebruikt) in Daniël 8:14 en het woord voor gereinigd in Leviticus 16, dat een andere Hebreeuwse oorsprong heeft? Hoe weet u dat de 2300 avonden en morgens van Daniël 8 geen 1150 dagen zijn, zoals tenminste één vertaling dat heeft, en niet 2300 dagen? Kunt u niet inzien dat het boek Hebreeën Christus lang voor 1844 al in de tweede afdeling van het heiligdom plaatst? Is Antiochus Epiphanus niet de kleine horen van Daniël 8? En weet u misschien hoeveel Ellen White werkelijk heeft overgeschreven van anderen?

Ik had geen antwoorden, en zij van wie ik verwachtte ze wel te krijgen, hadden ze ook niet! Overal vielen de mensen deze leerstelling aan, of toonden zich op z'n minst sceptisch daarover. Ik voelde me als de dokter in The Invasion of the Body Snatchers, een TV-film die ik als kind had gezien. Buitenaardse wezens daalden neer boven een stad en namen het verstand van de burgers onder hun controle. Ofschoon de mensen er hetzelfde uitzagen en hetzelfde spraken, werden zij toch vijandig. Het gezin van de dokter, zijn vrienden, ja, vrijwel de gehele stad was in "bezit" genomen. Overal waar de dokter heen ging, waren de mensen, de één na de ander, "veranderd". Hij wist niet meer wie te vertrouwen was, tot wie hij zich moest wenden. Hij was de enige die eraan ontkomen was.

Maar ik ontkwam er niet aan! Ik werd één van hen. Ik geloofde niet langer in het onderzoekend oordeel dat in 1844 zou zijn begonnen. Ik kon het bewijs daarvoor niet in de Bijbel vinden en de betekenis van die conclusie ontstelde mij! Tot dan toe had ik me nooit gerealiseerd hoeveel de adventboodschap met 1844 was verbonden. Mijn vertrouwen in de adventboodschap smolt als sneeuw voor de zon.

De eerste met wie ik moest afrekenen was Ellen White. Als 1844 niet bijbels te verantwoorden was, behoorde Ellen White in dezelfde categorie als Mary Baker Eddy en Joseph Smith. Ik twijfelde eraan of de adventgemeente wel de laatste gemeente was, want als 1844 niet bijbels was, was de kerk het ook niet. Ik begon me af te vragen hoe belangrijk de wet, in het bijzonder de sabbat dan werkelijk was. Ik begon zelfs het merkteken van het beest in twijfel te trekken! Was mijn gehele ervaring met God dan ook niet echt?

Hartstochtelijk begon ik te bidden, smekend om de waarheid. Als deze boodschap niet waar was, wilde ik er het mijne van weten. Ik was nog niet zo lang adventist en de kerk betekende toen nog niet zoveel voor mij. Bovendien had ik het nooit werkelijk prettig gevonden om vegetariër te zijn. Mijn strijdlustig zoeken naar waarheid had mij tot het adventisme geleid, maar als het zoeken mij ergens anders heen zou voeren - ik was er klaar voor.

Ik ging terug naar begin van het probleem - 1844! Als ik geen bijbels bewijs zou kunnen vinden buiten de uitspraken van Ellen White - op dat moment was zij voor mij even gezaghebbend als het Tibetaanse Dodenboek - zou ik mijn koffers pakken en teruggaan naar Israël, waar ik woonde toen ik een volgeling van Jezus werd. Eenvoudige logica vertelde mij, dat als 1844 niet bijbels was, de Adventkerk een sekte was.

Dus bad ik, studeerde ik en begroef mijzelf in de Bijbel. Ik zocht naar een begrip van de waarheid, omdat ik wist dat de richting van heel mijn leven, misschien zelfs mijn eeuwig leven, op het spel stond. En ik vermeed de boeken van Ellen White.

Enkele weken later was ik klaar met het bestuderen van dit onderwerp. Mijn conclusie: Als u alleen het Oude Tes tament zou moeten gebruiken - zonder het Nieuwe - zou u evenveel bewijzen hebben voor een “onderzoekend oordeel" in 1844 als voor het Messias zijn van Jezus van Nazaret!

Voordien, als ik Daniël 8 gelezen had, kon ik mij niet voorstellen hoe iemand daarin een oordeel kon zien; maar nu, na mijn studie, als ik naar Daniël 8 keek, kon ik mij niet voor stellen hoe iemand het oordeel kon ontkennen! Ik voelde mij als herboren - - een nieuwe mens! De twijfel, de zware last van de onzekerheid was van mij afgenomen. Ik voelde mij alsof ik van een ernstige ziekte was genezen. Ik was meer overtuigd van de adventistische visie dan toen ik pas was bekeerd. Nu pas besefte ik hoe wankel mijn fundament was geweest. 

Onmiddellijk verdween alle twijfel aan de uitspraken van Ellen White. Ik dacht: "Die oude vrouw was zo gek nog niet. Zij wist precies waarover zij sprak!" Sindsdien heb ik er niet meer aan getwijfeld of Ellen White een boodschap van God had; integendeel, mijn inzicht in de waarheid van 1844 heeft mij ertoe gebracht haar als één van de betrouwbaarste profeten te zien!

Mijn begrip van 1844 gaf mij een nieuwe ervaring met Jezus, met de adventwaarheid en met de geest der profetie. Toen ik eenmaal inzag hoe bijbels 1844 was, wist ik dat de adventkerk alles is waar zij aanspraak op maakt, en alle twijfel omtrent de wet, de sabbat, alles - werd uitgewist.

Ondanks afval, ondanks Laodicese lauwheid, ondanks laster, ondanks alles wat in de kerk zelf gebeurt, bewijst de leerstelling van 1844 boven alle twijfel dat de Kerk der Zevende-dags Adventisten de laatste gemeente is uit de bijbelse profetie en dat onze boodschap de tegenwoordige waarheid is. Het onderzoekend oordeel van 1844 bevestigt - meer dan de toestand der doden, de sabbat, de wederkomst - de geldigheid van de adventboodschap. Al die andere leerstel lingen zijn door sommige andere mensen aanvaard, maar adventisten zijn de enigen die de waarheid van het onderzoe kend oordeel van 1844 hebben. Totdat u de waarheid van 1844 inziet, en beseft dat adventisten de enigen zijn die dit leren, zult u nooit ten volle onze roeping en het doel van onze zending begrijpen.

Ik was gedwongen om de boodschap te begrijpen - of die te verwerpen. Voor mij was er geen tussenweg. En hoe dankbaar ben ik, dat dezelfde God die mij van het ontkennen van een god bracht tot het geloven in God; en mij van alle wereldreligies juist bracht tot het christendom; en van alle kerken binnen het christendom tot het adventisme - hoe dankbaar ben ik dat Hij mij uit het ongeloof redde.

Ik merkte al heel spoedig dat van iedere adventist die ik ontmoette - jong of oud, kortere of langere tijd in de kerk, mannelijk of vrouwelijk, blank of zwart, liberaal of conserva tief - bijna niemand het probleem 1844 uit de Bijbel kon verklaren. Voor de meesten maakte het niets uit. Zij dachten dat het niet belangrijk was.

Ik heb voor gemeenten gestaan van 300 leden en gevraagd: "Hoevelen van u hier zou een bijbelstudie kunnen geven over 1844 en het onderzoekend oordeel zonder Ellen White's boeken te gebruiken?" En telkens gingen er mis schien twee of drie handen omhoog. Het gros van de Amerikaanse adventisten kon geen verstandelijke uitleg geven van dit geloofspunt.

De kans zit erin dat u die dit boek leest, kunt geven over 1844, of duidelijke antwoorden geen op studie de argumenten die er tegenin kunnen worden gebracht. U hebt waarschijnlijk in jaren geen preek hierover gehoord of erover gelezen. U kunt bekeerd zijn, u kunt trouw tienden betalen, soja-worstjes eten en een liefhebbend christen zijn. Maar als u niet verankerd bent in de leerstelling van 1844 - als u zelfs niet op zijn minst een elementair begrip van deze leer hebt - dan bent u slecht voorbereid op de tijd der benauwdheid en laatste zifting. Als ik met mijn oppervlakkig inzicht over 1844 de komende tijd der benauwdheid was tegemoet getreden, ik zou weggevaagd zijn als een afgevallen blad in een storm.

Ik spreek hier niet over verlossing door theologisch inzicht. De datum 1844, of wat daaronder wordt verstaan, kan ons niet redden. Maar als "1844" niet bijbels is, is onze boodschap gebaseerd op valse gronden - dan zijn wij een valse kerk, die een valse boodschap leert en mensen op een valse weg omlaag leidt. Of 1844 is waar en wij hebben de waarheid, óf ze is vals en wij koesteren geërfde en beuzelachtige leugens.

Misschien bent u nooit geconfronteerd met deze zaak of hebt u er nooit over nagedacht. Eens zult u het doen. Wij zijn gewaarschuwd dat alles wat geschud kan worden, geschud zal worden, en we begrijpen nauwelijks wat die schudding met zich mee zal brengen. Vroeg of laat zal ons geloof tot het uiterste beproefd worden. Alles wat wij geloven zal kritisch onderzocht worden. Wij zullen in staat moeten zijn reken schap te geven van de hoop die in ons is, of wij hebben geen enkele hoop om rekenschap van te geven.

De duivel zal ons op allerlei manieren benaderen, zoekend naar elke opening, ons aanvallend op elke zwakke plek, alles in een laatste poging om ons af te brengen van deze waarheid. En u kunt er zeker van zijn dat 1844 een eerste mikpunt zal zijn. Het zal moeilijk genoeg zijn om trouw te blijven als u uw baan of uw huis verliest, als u geen voedsel kunt kopen - als u de adventboodschap gelooft. Maar stel deze druk van buiten voor, zelfs bedreigingen tegen uw leven, terwijl u ernstig twijfelt aan de waarheid van het adventisme! Als iemand uw geloof in 1844 aan het wankelen kan brengen, zult u twijfelen aan de hele boodschap; en indien u twijfelt aan de boodschap, hoe zult u in staat zijn staande te blijven?

Wie wil sterven, of zelfs moeitevol lijden voor een boodschap waaraan hij twijfelt? Wie zal toestaan dat zijn kinderen honger lijden of weggenomen worden voor een geloof waarvan hij de grondslagen in twijfel trekt of niet kan bewijzen uit de Bijbel? U hoeft heus geen theoloog te zijn, maar dat neemt niet weg dat mensen omkomen door gebrek aan kennis. En met alle waarheid die binnen ons bereik is, zullen wij geen verontschuldigingen hebben voor ons gebrek aan begrip ervan.

Het onderzoekend oordeel van 1844, de theologische pilaar van onze beweging, is als een stoffig relikwie opgeborgen in het adventistische gezinsdressoir. Wij weten dat het er is, wij allen weten ervan, maar niemand maakt er zich druk om. Wij weten niet precies wat wij met 1844 aan moeten. Wij zijn niet zeker wat het betekent. En wij zijn er zelfs niet zeker van of het zo belangrijk is (zoals het gebrek aan preken, artikelen, en boeken daarover onthult). Maar is dit geloofspunt eenmaal verloren, dan is het adventisme ook verloren. Het is heel listig van de duivel dat hij ons de meest fundamentele leerstelling opzij heeft laten zetten. Hij weet dat wanneer hij dit leerpunt eenmaal onder onze theologische stoel heeft weggezaagd, wij niet alleen wankelen, maar zullen ineenstorten. Hij wacht alleen op het juiste moment om zo veel adventisten te laten sneuvelen als hij kan.

Het is geen theorie of speculatie waarover ik spreek - maar ervaring. Ik weet wat er gebeuren zal met diegenen die niet vast gegrond zijn in deze boodschap, omdat het mij zelf is overkomen - onder omstandigheden die aanmerkelijk ge makkelijker waren, vergeleken met wat de kerk spoedig tegemoet zal zien. Niemand dreigde mij met de dood of economische boycot of gevangenis om mijn geloof, en toch had ik het bijna prijsgegeven. 

Maar nu heb ik gezien hoeveel vertrouwen, kracht en zekerheid een goed begrip van deze waarheid mij heeft gegeven. De leerstelling van 1844 geeft onweerlegbare zekerheid dat het adventisme de waarheid voor deze tijd is. Daarom is de vijand zo ver gegaan dat wij die zouden verdoezelen - en daarom ben ik heel erg geschrokken van zijn opvallend succes.

In 1986 maakte ik een serie cassettebandjes voor de "American Cassette Ministries", getiteld "1844 Made Simple". Ik maakte gebruik van de kennis van de meest vooraan staande theologen binnen het adventisme - mannen die de meeste, zo niet alle argumenten tegen 1844 geheel hebben ontzenuwd. Toch hebben de meeste adventisten nooit van hun werk of hun boeken gehoord en nog minder gelezen. Daarbij komt dat het materiaal diepzinnig en theologisch is, en velen van ons zitten liever voor de TV dan onze boodschap te bestuderen.

Ik nam hun materiaal (het meeste uit de drie boeken van het Daniel and Revelation Committee) vereenvoudigde het en heb seminars gegeven in kerken en op campmeetings. Dit boek is gebaseerd op die cassettes. Het is geschreven om het geloofspunt van het onderzoekend oordeel van 1844 te presenteren op de eenvoudigste en duidelijkste manier die maar mogelijk is, in het vertrouwen dat een goed begrijpen van die leerstelling beslissend is, niet alleen voor een juist begrip van het adventisme, maar ook voor ons volk om voorbereid te zijn op de komende crisis.

Het boek is verdeeld in drie delen. Het eerste deel behandelt het probleem hoe de datum 1844 vanuit de Bijbel te verklaren; het tweede deel beantwoordt vele argumenten die tegen het onderzoekend oordeel worden ingebracht; het derde deel tenslotte beantwoordt de vraag wat het onderzoekend oordeel werkelijk betekent.

Eén slotopmerking. Bij mijn studie heb ik geen gebruik gemaakt van de boeken van Ellen White. Sommigen beweren dat Ellen White niet theologisch geschoold was en daarom niet betrouwbaar is voor theologie. Ik veronderstel dat zij, in de klassieke betekenis van het woord, geen theoloog was - zij was een profeet! En ik zou het woord van een profeet altijd nemen boven dat van elke theoloog. Toch moeten wij ons begrip over 1844 niet op haar gedachten baseren. Baseer u niet op Ellen White om vast te staan in de Bijbel. Baseer u op de Bijbel en u zult in haar Gods leiding herkennen. Baseer 1844 op de Bijbel, en u zult inzien dat Ellen White ons vertrouwen waardig is. Als u haar als uw basis gebruikt voor 1844 zullen beiden aan betekenis verliezen. Ik heb het zelf ervaren!

👉woord vooraf

Reacties

Populaire posts