4. Een gericht in de hemel

1 Johannes 4:17 Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, opdat wij vrijmoedigheid mogen hebben op de dag van het oordeel. Want zoals Hij is, zijn ook wij in deze wereld.

Welk hoofdstuk in het boek Daniël levert de meeste gegevens over het onderzoekend oordeel? De meeste mensen zouden antwoorden: Daniël 8. Daarin staat namelijk de door hen bedoelde tekst:

Daniel 2: 14 En hij zei tot mij: Tot tweeduizend driehonderd avonden en morgens dan zal het heiligdom gereinigd worden.

Toch is dat antwoord niet correct. Ofschoon Daniël 8 belangrijke informatie openbaart, is het hoofdstuk alleen van belang als het gaat om het geven van een datum van het oordeel. Feitelijk worden de meeste gegevens over het "onder zoekend oordeel" gevonden in Daniël 7. Als wij alleen Daniël 7 hadden, zouden wij toch in staat zijn om een oordeel van de gelovigen voor de wederkomst aan te tonen, en ook bij benadering de tijd van dat oordeel kunnen geven.

Daniël 7 herhaalt Daniël 2, er worden slechts wat meer details gegeven. In dit hoofdstuk droomt Daniël over vier grote dieren, die uit de zee opkomen. Het eerste dier geleek op een leeuw; het tweede dier geleek op een beer; het derde dier was een panter gelijk, ofschoon het vier vleugels had en vier koppen; en het vierde dier was "vreselijk, schrik wekkend en geweldig sterk; het had grote, ijzeren tanden: het at en vermaalde, en wat overbleef, vertrad het met zijn poten; en dit dier verschilde van alle vorige, en het had tien horens" (Daniël 7:4-7).

Wat stellen deze dieren voor? In de verklaring van dit visioen, wordt Daniël verteld dat zij vier koningen, of koninkrijken voorstellen, die zullen opstaan en dat het "vierde dier het vierde koninkrijk op aarde zal zijn" (Daniël 7:23). Het eerste dier (de leeuw) is zoals wij weten Babylon. Het tweede dier (de beer) symboliseert Medo-Perzië. Dat het scheef stond ("het richtte zich op de ene zijde op") toont het gebrek aan evenwicht tussen de twee naties van dat wereldrijk. De "drie ribben tussen zijn tanden" (Daniël 7:5) worden gezien als Lydië, Babylon en Egypte - de drie naties die werden verpletterd door de Medo-Perzische macht. De panter, het volgende grote wereldrijk, symboliseert de Grieken onder Alexander de Grote. Het vierde dier was natuurlijk het laatste grote wereldrijk: het Romeinse Rijk.

Eeuwenlang waren talrijke bijbelverklaarders, joodse en christelijke, het eens over deze exacte volgorde van volken, gesymboliseerd door deze dieren. Deze uitleg is niet exclusief adventistisch. Merk ook dat de profetie van Daniël 7 gelijk is aan op Daniël 2. Daniël 7 geeft meer details dan het visioen van het beeld in Daniël 2, dat de basis vormt of het grondpatroon is van de rest van de profetieën die wij zullen bestuderen.

In zowel Daniël 2 als 7 wordt de nadruk gelegd op het vierde koninkrijk. En in beide hoofdstukken vertoont het vierde koninkrijk - ofschoon gesymboliseerd door verschil lende uitbeeldingen - overeenkomsten. De eerste, natuurlijk, is dat zij de vierde macht in volgorde zijn in de twee visioenen. Beide komen op na Griekenland. Beide worden beschreven als "sterk" (Daniël 2:40; 7:7). Beide hebben het woord ijzer in hun beschrijving (zie Daniël 2:40; 7:7,19). Beide koninkrijken worden beschreven als koninkrijken die andere machten in stukken breken (zie Daniël 2:40; 7:19,23). En beide machten vallen uiteen in "koningen" of koninkrijken (Daniël 2:41,44; 7:24). Klaarblijkelijk beschrijven beide hoofdstukken dezelfde macht.
Toch verschijnt er in Daniël 7 een andere macht. Deze macht is niet los van het vierde dier, het heidens Romeinse Rijk; in plaats daarvan komt die andere macht rechtstreeks op van tussen de tien horens, die deel uitmaken van het vierde dier. Deze macht is de kleine horen: "Terwijl ik op die horens lette, zie, daartussen verhief zich een andere kleine horen, en drie van de vorige horens werden daarvoor uitgerukt; en zie, in die horen waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak" (Daniël 7:8).

Deze kleine horen of macht wordt opnieuw genoemd als opkomend uit het vierde dier. "En van de tien horens, welke op zijn kop waren, en van die andere, die zich verhief en waarvoor er drie uitvielen, terwijl deze horen met ogen en een mond vol grootspraak er groter uitzag dan de andere. Ik zag, dat die horen strijd voerde tegen de heiligen en hen over mocht" (Daniël 7:20,21).

Enkele verzen verder worden het vierde dier en de kleine horen verklaard. "Dat vierde dier is het vierde koninkrijk, dat op aarde zal zijn, dat verschillen zal van alle andere koninkrijken, en dat de gehele aarde zal verslinden en haar zal vertreden en vermorzelen. En de tien horens - uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan, en na hen zal een ander opstaan; die zal van de vorige verschillen en drie koningen ten val brengen. Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste, en de heiligen des Allerhoogsten te gronde richten; hij zal er op uit zijn tijden en wet te veranderen, en zij zullen in zijn macht gegeven worden voor een tijd en tijden en een halve tijd" (Daniël 7:23-25).

In Daniël 2 zagen wij dat het ijzer de macht voorstelde die opkwam na Griekenland, en ofschoon het van samenstelling veranderde, was het tot aan het einde toe nog ijzer. Het was nog steeds dezelfde macht. In Daniël 7 hadden wij een afzonderlijk dier voor Babylon, een afzonderlijk dier voor Medo-Perzië, een afzonderlijk dier voor Griekenland, en een afzonderlijk dier voor Rome. De kleine horen was een deel van het vierde dier, die na Griekenland opkwam en die doorgaat tot het einde van de tijd. In Daniël 2 blijft de macht die na Griekenland opkomt tot de tijd van het einde, ofschoon in een andere vorm. Het belang van dit punt zullen wij in een volgend hoofdstuk zien.

Wij zien dat het vierde dier, en de horen die daaruit voortkwam, een centrale plaats inneemt in Daniël 7. Meer tijd wordt aan hen besteed dan aan de rest van de dieren tezamen, en meer details worden van de kleine horen zelf gegeven dan van één van de andere dieren, zelfs het vierde. Klaarblijkelijk is de identificatie van de macht van de kleine horen van groot belang.
Eeuwenlang hebben bijbelverklaarders, boven alle twijfel verheven, aangetoond, dat de kleine horen de pauselijke macht symboliseert. En met goede redenen - het beantwoordt volledig aan de beschrijving.

De meeste adventisten zijn bekend met deze identificatie. Laat ons zonder hier in details te treden (wie meer wil weten leze het boek "Alles op zijn tijd") een overzicht geven: • Ten eerste, de macht van de kleine horen kwam op uit het heidens Romeinse Rijk. Het pausdom kwam uiteraard op uit het heidense Rome. De kleine horen kwam op tussen de tien barbaarse stammen, die het heidens Romeinse wereldrijk verdeelden. Het pausdom kwam inderdaad op tus sen de tien stammen, rukte er drie van uit, juist zo als vers 24 zegt dat het zou doen (hij zal drie konin gen ten val brengen).

. De macht van de kleine horen werd beschreven als "verschillend" van de andere horens, en zonder twijfel was het pausdom een unieke macht, ver schillend van de barbaarse stammen.

. De macht van de kleine horen zou er "groter" uitzien dan de andere horens en het pausdom was stellig machtiger dan de barbaarse stammen; anders kon het niet drie uitgerukt hebben.

. De macht van de kleine horen "zal grote woorden spreken tegen de Allerhoogste". Pauselijke aan spraken betreffende de rol en macht van de paus zijn "grote" of hoogmoedige woorden tegen God. . De macht van de kleine horen "maakte oorlog tegen de heiligen" en de geschiedenis toont heel duidelijk aan hoeveel strijd het pausdom tegen

Gods volk heeft gevoerd. • De macht zal "erop uit zijn tijden en wet te veranderen". Toen ik voor het eerst deze profetie bestudeerde, ging ik naar een katholieke school, vroeg om een catechismus, en opende die bij de Tien Geboden. Precies zoals mij geleerd was - het gebod dat het aanbidden van afgoden verbood, was weg gelaten. Over verandering van een wet gesproken! En natuurlijk zijn alle adventisten bekend met de talrijke pauselijke aanspraken betreffende de verandering van de sabbat van zaterdag naar zondag, zoals: "De katholieke kerk heeft langer dan duizend jaar geleden, voor het bestaan van het protestantisme, krachtens haar goddelijke roeping de dag van zaterdag veranderd naar zondag" (The Catholic Mirror, 23 september 1893). 

Het laatste herkenningsteken, misschien het belang rijkste, is dat er een tijdsprofetie gegeven wordt betreffende de activiteit van het pausdom. De heiligen zullen in zijn han den gegeven worden "voor een tijd en tijden en een halve tijd" (Daniël 7:25). In de beschrijving van de kleine horen hebben wij de eerste apocalyptische tijdsprofetie in het boek Daniël.

"Tijd en tijden en een halve tijd" wordt door joodse en niet-joodse geleerden verstaan als drieëneenhalf jaar. Eén tijd is gelijk aan één jaar, tijden zijn twee jaren, en gedeelte van tijd is een half jaar. Dat dit zo is blijkt uit het boek Openbaring. In Openbaring 12 wordt dezelfde tijdsperiode gegeven betreffende dezelfde macht en deze periode wordt gelijkgesteld met "twaalfhonderd zestig dagen" (Openbaring 12:6 en 14). In de profetische berekening is drieëneenhalf jaar gelijk aan 1260 dagen.

Daniël 7 voorziet dus voor de macht van deze kleine horen een tijdsduur van drieëneenhalf jaar of 1260 dagen. Reeds jaren hebben adventisten en anderen het jaar-dag beginsel toegepast op deze profetie. Ik ga op deze plaats niet op dit jaar-dag-beginsel in. In deel 2 van dit boek zal ik niet alleen de geldigheid van het jaar-dag-beginsel aantonen, maar ook hoe dit beginsel moet worden toegepast teneinde de profetieën van Daniël 7, 8 en 9 begrijpelijk te maken.

In ieder geval, als wij het jaar-dag-beginsel toepassen op de 1260 dagen, krijgen we een periode van 1260 jaren. Is deze tijdsduur van toepassing op de periode van wereldlijke macht van het pausdom?

In 1698 concludeerde Drue Cressner, een Engelse bijbelverklaarder die de profetieën van Daniël 7 en de Open baring bestudeerde, dat de kleine horen naar het pausdom verwees; het jaar-dag-beginsel moest worden toegepast op deze profetieën; en dat er iets ingrijpends zou gaan gebeuren met het pausdom omstreeks het jaar 1800. Of, in zijn eigen woorden: "De tijd van het dier eindigt tegen het jaar 1800" (LeRoy Froom, The Prophetic Faith of Our Fathers, deel 2, blz. 595).

Wij weten dat in 538 na Christus de laatste Ariaanse, Oostgotische macht (één van de drie uitgerukte horens) uit Rome werd verjaagd, waarna het pausdom de volledige macht over de stad kreeg. Precies 1260 jaar later, in 1798, nam de Franse generaal Berthier de paus gevangen. U kunt over deze gebeurtenis lezen in katholieke literatuur, waarin de gevangenneming van de paus wordt beschreven. De paus overleed in ballingschap in Franse handen. (Wij weten dat, ofschoon het pausdom een dodelijke slag werd toegebracht, het zich later herstelde. Daniël 7, dat in een dozijn verzen duizenden jaren overspant, heeft geen plaats voor details. Later, in de Openbaring, vooral hoofdstuk 13, wordt ons meer van nabij getoond wat er gebeurde in verband met het einde van de periode van 1260 jaren en het herstel van het pausdom).

Drue Cressner, die de profetieën op het pausdom toepaste, voorzegde dat iets "omstreeks het jaar 1800" zou gebeuren! Zijn voorzegging komt overeen met iemand die in 1888 zou profeteren wie in 1988 de president van de Verenigde Staten zou zijn!

De reden waarom hij zo nauwkeurig was in zijn voor spelling, is natuurlijk, dat het pausdom precies beantwoordt aan de beschrijving van deze profetie. Gedurende eeuwen hebben protestanten eenstemmig deze profetie toegepast op het pausdom. Luther, Zwingli, Calvijn, Melanchton, alle her vormers gedurende de volgende drie eeuwen pasten de kleine horen van Daniël 7 toe op het pausdom. (Voor een kort over zicht waarom zo weinig protestanten deze profetie tegen woordig nog op het pausdom toepassen, zie de brochure van Clifford Goldstein, Hands Across the Gulf, Pacific Press, 1987). Zelfs voorafgaand aan de Reformatie, schreef de joodse geleerde Isaäc Abravanel, na Daniël 7 bestudeerd te hebben: "Ik ben tot de innerlijke conclusie gekomen dat de kleine horen de heerschappij van de paus was" (LeRoy Froom, The

Prophetic Faith of Our Fathers, deel 2, blz. 228). Tot nu toe hebben wij gezien, in chronologische volg orde: Babylon, Medo-Perzië, Griekenland, heidens Rome en pauselijk Rome. Dit is de exacte opeenvolging in Daniël 7:

Babylon
Medo-Perzië
Griekenland
Heidens Rome Pauselijk Rome 

Maar wat komt er na pauselijk Rome in de profetie? "Terwijl ik op die horens lette, zie, daartussen verhief zich een andere kleine horen, en drie van de vorige horens werden daarvoor uitgerukt; en zie, in die horen waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak. Terwijl ik bleef toekijken, werden tronen opgesteld, en een Oude van dagen zette Zich neder; zijn kleed was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol; zijn troon bestond uit vuurvlammen, de raderen daarvan uit laaiend vuur; en een stroom van vuur welde op en vloeide voor hem uit; duizendmaal duizenden dienden hem en tienduizend maal tienduizenden stonden vóór hem. De vierschaar zette zich neder en de boeken werden geopend... en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dien den hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschap pij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is" (Daniël 7:8-10,14).

Vers 8 beschrijft de macht van de kleine horen. Wat Komt er onmiddellijk na de verzen 9 en 10? Wij zien tronen die "gezet worden". Wij zien de "Oude van dagen", in wie wij God zelf herkennen. Wij zien vurige stromen; wij zien "tiendui zend maal tienduizend" wezens voor Hem, en tenslotte: "de vierschaar zette zich neder en de boeken werden geopend". Inderdaad, dit toneel schildert een oordeel in de hemel!

Lees de verzen 8 tot 10 nogmaals door! Wij zien hier duidelijk een soort goddelijk oordeelstafereel, en klaarblijkelijk, gezien de beschrijving van wat er gebeurt, vindt dit oordeel in de hemel plaats.

En wat volgt er op dit hemelse oordeelstafereel? God richt zijn koninkrijk op - een koninkrijk "dat niet verdorven zal worden" (vers 14). Wanneer richt God uiteindelijk dit konink rijk op? Bij de tweede komst van Jezus.

Let op de specifieke volgorde van de gebeurtenissen in deze paar verzen. Dit gedeelte is van beslissende betekenis. Wij hebben de macht van de kleine horen (die in alle drie be schrijvingen uit het vierde dier opkomt), dan een oordeels scène in de hemel, en tot slot de oprichting van Gods konink

rijk. Kleine horen. Oordeel in de hemel. God richt zijn koninkrijk op. Lees deze verzen steeds weer, zodat deze volgorde goed tot u doordringt. Dit moet u goed begrijpen. Deze volgorde is zo belangrijk dat ze in hetzelfde hoofdstuk opnieuw wordt herhaald: "Ik zag, dat die horen (pausdom) strijd voerde tegen de heiligen en hen overmocht, tot dat de Oude van dagen kwam en recht verschaft werd aan de heiligen des Allerhoogsten (oordeel) en de tijd naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit kregen" (Daniël 7:21,22).

Opnieuw is de exacte chronologische volgorde als hiervoor: kleine horen (pausdom), het oordeel, en Gods koninkrijk.

Zo belangrijk is deze volgorde dat wij die zelfs voor een derde maal in hetzelfde hoofdstuk lezen. 

"Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste, en de heiligen des Allerhoogsten te gronde richten; hij zal er op uit zijn tijden en wet te veranderen, en zij zullen in zijn macht gegeven worden voor een tijd en tijden en een halve tijd; dan zal de vierschaar zich nederzetten, en men zal hem de heerschappij ontnemen en hem verdelgen en vernietigen tot het einde. En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten; zijn koning schap is een eeuwig koningschap, en alle machten zullen het dienen en gehoorzamen” (Daniël 7:25-27).

Hier hebben wij een beschrijving van de macht van de kleine horen, eindigend met de eerste apocalyptische tijds profetie in Daniël, welke een fase schetst van deze macht van de kleine horen. Na de periode van wereldlijke macht van de kleine horen komt het oordeel. En tenslotte richt God zijn koninkrijk op.

Deze volgorde, die wij driemaal in Daniël 7 vinden, is als volgt:

1. Pauselijk Rome (kleine horen)

2. Oordeel in de hemel

3. Gods koninkrijk opgericht

Laten wij deze volgorde, die wij in het gehele hoofd stuk 7 aantreffen eens vergelijken met die in hoofdstuk 2.

Daniël 2                                                               Daniël 7

Babylon                                                               Babylon

Medo-Perzië                                                        Medo-Perzië

Griekenland                                                         Griekenland

Rome (heidens) Rome (Europa/pauselijk)          Rome (heidens) Rome (pauselijk)

                                                                             Gericht in de Hemel

Gods koninkrijk                                                   Gods koninkrijk

Hieruit blijkt duidelijk dat alles wat in zowel Daniël 2 als Daniël 7 wordt beschreven in chronologische volgorde staat. Het beweegt zich langs een rechte lijn van het verleden naar de toekomst. Waar plaatst deze volgorde het gericht in de hemel?

Eerst was er Babylon. Na Babylon kwam Medo-Perzië. Na Medo-Perzië kwam Griekenland. Na Griekenland kwam Rome, heidens en pauselijk. Na heidens en pauselijk Rome komt het gericht in de hemel. En tenslotte richt God zijn koninkrijk op.

Duidelijk blijkt, dat het gericht plaatsvindt na de slot fase van de wereldlijke macht van de kleine horen uitgebeeld in de "tijd en tijden en een halve tijd”-profetie in Daniël 7 - de eerste apocalyptische tijdsprofetie in het boek. Wanneer eindigde deze fase van de macht van de kleine horen?

Babylon eindigde in 539 vóór onze jaartelling. Na Babylon -na 539 vóór onze jaartelling - kwam Medo-Perzië. Medo-Perzië eindigde in 331 vóór onze jaartelling. Na Medo Perzië - na 331 vóór onze jaartelling - kwam Griekenland. Griekenland eindigde in 168 vóór onze jaartelling. Na Griekenland-na 168 vóór onze jaartelling- kwam heidens en pauselijk Rome. Het einde van de tweede fase van Rome eindigde in het jaar 1798 van onze jaartelling. Na Rome - na het jaar 1798 van onze jaartelling - komt het gericht in de hemel!

Is dit punt u duidelijk? Na Babylon (539 vóór onze jaartelling) kwam Medo-Perzië. Na Medo-Perzië (331 vóór onze jaartelling) kwam Griekenland. Na Griekenland (168 vóór onze jaartelling) kwam Rome. Na Rome (1798 van onze jaartelling) kwam het oordeel in de hemel. En na dat oordeel in de hemel zal God zijn koninkrijk oprichten!

Babylon (tot 539 vóór onze jaartelling) Medo-Perzië (tot 331 vóór onze jaartelling)
Griekenland (tot 168 vóór onze jaartelling)
Heidens/pauselijk Rome (tot 1798)
Oordeel in de hemel
Gods koninkrijk

Ik herhaal voor de nadruk: na de "tijd en tijden en een halve tijd-profetie van de kleine horen, die eindigde in 1798, hebben wij het gericht in de hemel. Daarom moet dat oordeel plaatshebben na 1798!

Uit Daniël 7 alleen kunnen wij zien, dat een oordeel in de hemel plaatsvindt ná 1798, maar vóór de tweede komst van Jezus. En deze maatstaf klopt met onze opvatting over het onderzoekend oordeel van 1844, of het pré-advent oordeel, zoals het soms ook wel wordt aangeduid. Inderdaad, het klopt allemaal precies.

Wie wordt in dit gericht betrokken? Daniël 7:22 zegt dat "recht verschaft werd aan de heiligen des Allerhoogsten". Andere vertalingen zeggen dat het gericht werd gehouden "ten behoeve van de heiligen, of "ten gunste" van de heiligen. Klaarblijkelijk heeft dit gericht betrekking op de heiligen; hoe kan anders het oordeel ten behoeve of ten gunste van hen zijn? Zij zijn erbij betrokken. Maar hoe? Het oordeel kan niet bij hen berusten, omdat zij nog niet in de hemel zijn (Christus is nog niet teruggekomen). Wij zagen in het eerste hoofdstuk van dit boek dat Gods volk te eniger tijd na het jaar 31 van onze jaartelling geoordeeld zal worden (het oordeel van Daniël klopt met die maatstaf). Wij zien dat dit oordeel ten gunste van hen is, en als resultaat van dit oordeel verkrijgen zij het koninkrijk. Het schijnt dat zijzelf worden geoordeeld ten aanschouwen van het heelal. En de uitkomst van dat oordeel is ten gunste van hen.

Klinkt het bekend? Een oordeel in de hemel ten aanschouwen van het heelal, dat plaatsvindt tegen het einde van de tijd (na 1798). Het moet wel, want dit tafereel beschrijft het onderzoekend oordeel.

Wat is ons tot dusver duidelijk geworden? Dat:

1. Het oordeel over Gods volk plaatsvindt na het jaar 31 van onze jaartelling.

2. Het oordeel over Gods volk plaatsvindt na 1798 van onze jaartelling.

3. Het oordeel over Gods volk plaatsvindt vóór de wederkomst.

En terwijl 1798 de datum van het oordeel inperkt, moeten wij nog steeds aantonen dat dit gericht aanvangt in 1844. De hoofdstukken 8 en 9 van het boek Daniël zullen aantonen dat dit inderdaad het geval is.

Reacties

Populaire posts