1 het bloed van Christus

1 Johannes 1:7 Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.

Wat is eigenlijk het Christelijke leven? Het is goed al dadelijk deze vraag te stellen. Dit boek wil laten zien, dat het heel anders is dan het leven van de Christenen, die men gewoonlijk ontmoet. Wanneer wij Gods Woord bestuderen, bijvoorbeeld de Bergrede, moeten wij ons wel afvragen, of ooit iemand op aarde werkelijk zo heeft geleefd behalve dan de Zoon van God. Deze laatste woorden geven meteen het antwoord op onze vraag.

De apostel Paulus geeft ons zijn definitie van het leven van een Christen in Galaten 2 : 20 ,,Niet meer ik, maar Christus". Hier bedoelt hij niet een Christendom op een uitzonderlijk hoog peil, maar, naar wij geloven, het gewone leven, waarvan God wil, dat iedere Christen het leeft. Dit kan worden samengevat in de woorden: Ik leef niet meer, maar Christus leeft Zijn leven in mij.

God toont in Zijn Woord duidelijk aan, dat Hij slechts één antwoord heeft op elk menselijk probleem Zijn Zoon, Jezus Christus. Al Zijn wegen met ons zijn erop gericht ons opzij te zetten, om Christus in onze plaats te stellen. Het plaatsvervangend werk van Christus heeft een dubbele betekenis. Hij stierf als onze Plaatsvervanger aan het Kruis en schenkt ons zó de vergeving van zonden en Hij leeft als Plaatsvervanger in ons, om ons de over winning te geven. God zal al onze vragen slechts beantwoorden door ons meer van Zijn Zoon te openbaren. Dat moeten wij in het oog houden, het zal ons bemoedigen en ons veel verwarring besparen.

Bij onze overdenking van het Christelijk leven gaan wij uit van de eerste acht hoofdstukken van de brief aan de Romeinen. Wij zullen ons onderwerp van de praktische kant bezien. De eerste acht hoofdstukken van de brief aan de Romeinen vormen een op zichzelf staand geheel, dat uit twee gedeelten bestaat. Het eerste gedeelte is hoofd stuk 1 1 tot 5: 11, het tweede gedeelte hoofdstuk 5 : 12 tot 8:39. Bij zorgvuldige lezing zullen wij zien, dat deze twee gedeelten een verschillend onderwerp behandelen. In het eerste deel wordt bijvoorbeeld het woord zonden (meervoud) het meest gebruikt. In het tweede deel is dit niet het geval. Het woord ,,zonden" komt daar bijna nooit voor, terwijl het woord ,,zonde" in het enkelvoud telkens weer gebruikt wordt. Waarom?

Omdat het eerste gedeelte spreekt over de zonden, die ik tegen God heb bedreven. Dat zijn er vele en men zou ze kunnen opsommen, maar het tweede gedeelte spreekt over de zonde, die, als een macht, in mij werkt. Hoeveel zonden ik ook doe, het is altijd weer die macht van de zonde, die mij tot zondigen drijft.
Ik heb vergeving nodig van mijn zonden, maar ik heb ook bevrijding nodig van de macht der zonde. Het eerste raakt mijn geweten, het tweede mijn leven. Zelfs als ik vergeving ontvang van al mijn zonden, heb ik vanwege mijn zonde nog geen blijvende innerlijke vrede.

Wanneer het licht van God voor het eerst in mijn hart schijnt, roep ik maar om één ding, namelijk om vergeving, want dan word ik mij bewust, dat ik zonden tegen Hem bedreven heb; maar als ik de vergeving van zonden ontvangen heb, doe ik een nieuwe ontdekking: dan ontdek ik de zonde in mij. Ik ga beseffen, dat ik niet alleen zonden heb bedreven voor God, maar dat er binnen in mij iets niet deugt. Ik ontdek, dat ik van nature een zondaar ben.

Ik heb in mij een innerlijke neiging tot zondigen, een innerlijke macht, die mij tot zondigen dwingt. Als die macht losbreekt, zondig ik. Al vraag ik dan vergeving en ontvang ik die ook, toch zondig ik weer. Zo gaat het leven verder in een cirkelgang van zondigen en vergeving ontvangen en dan toch weer zondigen. Hoewel ik dankbaar ben voor de zegen van Gods vergeving, heb ik nog iets anders nodig, namelijk bevrijding. Ik heb vergeving nodig van wat ik gedaan heb, maar ik heb bevrijding nodig van wat ik ben.

GODS TWEEVOUDIGE REMEDIE: HET BLOED EN HET KRUIS
Zo zien wij in de eerste acht hoofdstukken van de brief aan de Romeinen twee kanten van de verlossing. Ten eerste: de vergeving van onze zonden en ten tweede: de bevrijding van de zonde. Verder treffen wij, in overeen stemming hiermee, in de terminologie van deze hoofd stukken nog een verschil aan.

Het Bloed van de Here Jezus wordt in het eerste deel van Romeinen 1 tot 8 tweemaal genoemd en wel: in hoofd stuk 3 25 en 5 : 9. In het tweede deel komt dan een nieuwe gedachte naar voren, namelijk in hoofdstuk 6: 6, waar Paulus zegt, dat wij ,,gekruisigd" zijn met Christus. Eerst wordt de nadruk gelegd op het Bloed van de Here Jezus, vergoten voor onze rechtvaardiging, door de ver geving van zonden. In het tweede deel worden deze termen echter niet gebruikt. Daar valt de nadruk op het Kruis, waardoor wij met Christus verenigd zijn in Zijn dood, begrafenis en opstanding en zo bevrijd worden van de macht der zonde. Het hier gemaakte onderscheid is belangrijk. Het Bloed reinigt ons van wat wij hebben gedaan, het Kruis bevrijdt ons van wat wij zijn. Het Bloed neemt onze zonden weg, terwijl het Kruis onze neiging tot zondigen in de wortel aantast. Dit tweede aspect van de ver

HET PROBLEEM VAN ONZE ZONDEN
Eerst spreken wij dus over het kostbare Bloed van de Here Jezus Christus, en de waarde van dat Bloed voor ons. Het neemt onze zonden weg en rechtvaardigt ons voor God. Dit blijkt uit de volgende teksten:

,,Allen hebben gezondigd", Romeinen 3 : 23. ,,God echter bewijst Zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij derhalve, thans door Zijn Bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van den toorn", Romeinen 5 : 8, 9.

,,Om niet gerechtvaardigd uit Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof in Zijn bloed, om Zijn rechtvaardigheid te tonen daar Hij de zonden, die te voren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden - - om Zijn rechtvaardigheid te tonen, in den tegenwoordigentijd, zodat Hij zelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is", Romeinen 3: 24-26.

Wij zullen later de werkelijke aard van de zondeval en de weg tot herstel nog nauwkeuriger onderzoeken, doch thans willen wij er op wijzen, dat de zonde de wereld binnengekomen is door een daad van ongehoorzaamheid aan God. Rom. 5: 19. Telkens wanneer dit gebeurt is het onmiddellijke gevolg: schuld.

De zonde komt binnen als ongehoorzaamheid en brengt scheiding tussen God en de mens. God kan niet langer gemeenschap hebben met de mens, want er is iets wat die gemeenschap in de weg staat. Dit noemt de Bijbel zonde. God is de Eerste, die zegt: ,,Zij zijn allen onder de zonde" Rom. 3: 9. Vervolgens veroorzaakt die zonde, die hem de weg naar gemeenschap met God verspert, in de mèns een gevoel van schuld - van vervreemding van God. Nu zegt hij zelf, mede door zijn ontwaakt ge weten: ,,Ik heb gezondigd", Lucas 15 : 18. Dat is echter nog niet alles. De zonde geeft ook Satan aanleiding ons te beschuldigen bij God en ons schuldbesef geeft hem aan leiding datzelfde te doen in ons hart; ,,de aanklager van de broeders" (Openb. 12: 10) is de derde, die nu zegt: ,,Gij hebt gezondigd".

Om ons te verlossen en ons te herwinnen voor het voornemen van God, moest de Here Jezus deze drie vraagstukken, van de zonde, van onze schuld en van Satans aanklacht tegen ons, oplossen. Eerst moesten onze zonden weggenomen worden. Het kostbare Bloed van Christus heeft ze weggenomen. Dan moet onze schuld uitgedelgd worden en wij moeten de waarde van dat Bloed leren zien om ons schuldig geweten tot rust te brengen. Tenslotte moet de aanval van de vijand weerstaan en moeten zijn beschuldigingen weerlegd worden. De Bijbel zegt, dat het Bloed van Christus het afdoende middel is voor God, voor ons, en tegen Satan.

Het is voor onze geestelijke groei dan ook dringend noodzakelijk, dat wij de waarde van het Bloed beseffen. Het sterven van de Here Jezus als onze Plaatsvervanger aan het Kruis moet het fundament van ons geestelijk leven zijn en de heilzame werking van Zijn Bloed voor onze zonden moet ons helder voor ogen staan.

HET BLOED IS IN DE EERSTE PLAATS VOOR GOD
Het Bloed bewerkt verzoening en staat in de eerste plaats in verband met onze staat voor God. Wij hebben vergeving nodig voor onze zonden, om niet onder het oordeel te komen; en God vergeeft onze zonden, niet omdat Hij ze door de vingers ziet, maar omdat Hij het Bloed ziet. Het Bloed is niet in de eerste plaats voor ons, maar voor God. Als ik de waarde van het Bloed I wil leren kennen, moet ik weten, welke waarde God daaraan hecht en Zijn waardering van het Bloed aan vaarden. Zo zal ik ontdekken, welke waarde het heeft voor mij. Wanneer Zijn Heilige Geest mij laat zien hoe hoog God de waarde van het Bloed schat, ondervind ik de heilzame werking ervan, en ga ik beseffen welk een onschatbare waarde het heeft voor mij. In het Oude en in het Nieuwe Testament wordt het woord ,,bloed" meer dan honderdmaal gebruikt in verband met verzoening en steeds is het voor God.

In het Oude Testament wordt een dag genoemd, die in nauw verband staat met het probleem van onze zonden: de Grote Verzoendag. De Heilige Geest maakt in de beschrijving van die dag het zonden vraagstuk duidelijk. In Leviticus 16 lezen wij, dat het bloed van het zondeoffer op de Grote Verzoendag in het heilige der heiligen ge bracht en daar zeven maal gesprenkeld werd, voor het aangezicht des Heren. Het zondoffer zelf was in het open baar geofferd, iedereen had het kunnen zien. Maar de Here had gezegd dat alleen de hogepriester de tabernakel zou binnengaan. Hij nam het bloed, ging het heilige der heiligen binnen en sprenkelde het daar, om verzoening te doen, voor het aangezicht des Heren. Waarom? Omdat de hogepriester een type was van de Here Jezus in Zijn verzoeningswerk, Hebr. 9: 11, 12. Daarom kon alleen de hogepriester dit werk doen, het heilige der heiligen betreden en daarbinnen die éne handeling verrichten: het bloed voor Gods aangezicht brengen, het bloed, dat God had aanvaard. Er werd in het heiligdom een overeenkomst gesloten tussen de hogepriester en God zelf, onzichtbaar voor de mensen daarbuiten, aan wie het ten goede zou komen. Zo wilde de Here het. Het bloed is immers in de eerste plaats voor God. Nog eerder, in Exodus 12: 3, lezen wij hoe het bloed van het paaslam vergoten werd in Egypte, tot bevrijding van het volk Israël. Ook dit is een prachtig oudtestamentisch beeld van onze verlossing. Het bloed werd aan de bovendorpel en aan de beide deurposten ge streken en het vlees van het lam werd in het huis gegeten. God zei: ,,Wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij". Het bloed was niet voor de mensen, maar voor God, want het was aan de bovendorpel en de deur posten, waar de aanzittenden in het huis het niet konden zien.

AAN GODS EISEN IS VOLDAAN
De heiligheid van God, Zijn gerechtigheid, vereist, dat een zondeloos leven wordt geofferd voor de zondige mens. Er is leven in het Bloed en het Bloed moet voor mij, voor mijn zonden, vergoten worden. Om aan Zijn gerechtigheid te voldoen, had God gezegd, dat het bloed moest worden aangebracht. Hij zegt: ,,Als Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij". Het Bloed van Christus voldoet geheel aan de eisen, die Gods gerechtigheid stelt. Nu rijzen er op dit punt voor ons vaak moeilijk heden, vooral voor jonge Christenen. Daarom wil ik mij nu in het bijzonder tot hen richten. Toen wij nog niet tot geloof waren gekomen, hadden wij misschien helemaal geen last van ons geweten, totdat het Woord van God ons begon wakker te schudden. Ons geweten was dood en mensen met een dood geweten kan God niet gebruiken. Maar later, toen wij tot geloof waren gekomen, werd ons ontwaakte geweten misschien uiterst gevoelig, wat een ernstig probleem met zich meebracht. Het besef van zonde en schuld kan zo ontzettend sterk worden, dat het ons bijna verlamt. Dan zien wij de waar de van het Bloed niet meer. Dan komen onze zonden op ons af en een bepaalde zonde achtervolgt ons zo dat wij het punt bereiken, waarop onze zonden machtiger schijnen dan het Bloed van Christus.

De fout schuilt hierin, dat wij ons gevoel laten spreken. Wij proberen te voelen wat de waarde van het Bloed is. Dit is onmogelijk. Zo mogen wij niet te werk gaan. God moet als Eerste het Bloed zien, en daarna moeten wij aanvaarden, wat God in dat Bloed ziet. Dan zullen wij ontdekken, wat het voor ons betekent. Wij moeten geloven, dat het Bloed kostbaar is voor God, omdat Hij het zegt, 1 Petr. 1: 18, 19. Als God het Bloed kan aanvaarden als betaalmiddel voor onze zonden, als los prijs, dan kunnen wij er zeker van zijn, dat de schuld betaald is. God heilig en Hij is rechtvaardig. Een hei lig en rechtvaardig God heeft het recht te verklaren, dat Hij het Bloed aanvaarden kan en dat het geheel vol doet aan Zijn eisen.

HET BLOED EN ONZE TOEGANG TOT GOD
Het Bloed heeft aan Gods eisen voldaan; dan moet het ook genoeg zijn voor ons. Het reinigt ons geweten, lezen wij in Hebr. 10: 22. Wij moeten een hart hebben ,,gezuiverd van besef van kwaad", of, zoals de St. Vert. het zegt: ,,gereinigd van het kwaad geweten".

De schrijver zegt niet zonder meer, dat het Bloed van de Here Jezus ons hart reinigt. Dat zou niet juist zijn. Te bidden: ,,Here, reinig mijn hart van zonde door Uw bloed", kan op misverstand berusten. ,,Het hart", zegt God, ,,is arglistig en verderfelijk", Jer. 17: 9 en daarom moet Hij veel verder gaan dan reinigen: Hij moet ons een nieuw hart geven.
Kledingstukken, die wij weggooien, wassen en strijken wij toch niet eerst! Zo is ook het vlees te slecht om gereinigd te worden: het moet gekruisigd worden. Het werk van God in ons is een volkomen vernieuwing: 

,,Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe Geest in uw binnenste", Ez. 36: 26.

Neen, ik lees niet, dat het Bloed ons hart reinigt. Het werk van het Bloed is niet subjectief, doch geheel objectief: voor God! Hier in Hebr. 10 houdt de reinigende werking van het Bloed wel verband met het hart, maar dan via het geweten. ,,Harten gereinigd van het kwaad geweten". Wat betekent dat?
Het betekent, dat er tussen God en mij iets niet in orde was, dat ik een kwaad geweten had, telkens wan neer ik tot Hem wilde gaan. Mijn kwade geweten herinnerde mij voortdurend aan wat er tussen Hem en mij in stond. Maar nu heeft God mij in Zijn Woord bekend gemaakt, dat die hinderpaal verwijderd is, door de werking van het kostbare Bloed. Zodra ik dat in geloof aanvaard heb, wordt mijn geweten bevrijd en verdwijnt mijn schuldbesef. Dan heb ik tegenover God geen kwaad ge weten meer.

Wij weten allen hoe heerlijk het is, een goed geweten te hebben in onze omgang met God. Een gelovig hart en een geweten, vrij van elke beschuldiging, zijn beide onmisbaar. Het één zonder het ander is onmogelijk. Zo dra wij merken, dat ons geweten onrustig is, ebt ons geloof weg en durven wij God niet onder ogen te komen. Om echter te kunnen blijven wandelen met God, moeten wij de waarde van het Bloed kennen. God geeft geen uitstel van betaling en het Bloed van Christus 1 is het betaalmiddel, waarmee wij elke dag, ieder uur, ja elke minuut voor God kunnen verschijnen. Het verleent ons altijd toegang, als wij er maar gebruik van willen maken.
Op welke grond zouden wij het heilige der heiligen durven betreden, anders dan op grond van het kostbare Bloed van Christus?

Maar nu wil ik mijzelf de vraag stellen: ,,Tracht ik werkelijk God te naderen door het Bloed, of zoek ik een andere weg?" Wat bedoel ik daarmee, als ik zeg: ,,Door het Bloed?" Ik bedoel eenvoudig dit, dat ik mijn zonden beken, dat ik belijd reiniging en verzoening nodig te hebben en dat ik tot God ga op grond van het volbrachte werk van de Here Jezus. Ik kan alleen tot God naderen door Zijn verdienste en nooit op grond van wat ik bereikt heb. Nooit bijvoorbeeld op grond van het feit, dat ik bijzonder vriendelijk of geduldig ben ge weest, of iets voor de Here gedaan heb. Ik moet telkens opnieuw tot Hem gaan op grond van het Bloed. Een goed geweten berust nooit op wat wij doen: alleen op het werk van de Here Jezus, op Zijn vergoten Bloed.

Misschien vergis ik mij, maar ik heb sterk de indruk, dat sommigen ongeveer het volgende denken: ,,Van daag heb ik wat beter opgepast, het is mij wat beter ge lukt. Ik heb de Bijbel vanmorgen aandachtiger gelezen dan anders, daarom kan ik nu ook beter bidden". Of: ,,Er waren vandaag moeilijkheden thuis, ik ben de dag erg somber en humeurig begonnen en ik voel me nu ook nog niet erg opgewekt, er is vast iets niet in orde; ik kan nu niet tot God gaan".

Wat is dan eigenlijk de grond, waarop u tot God gaat? Nadert U tot Hem op de onzekere basis van Uw ge voel? Het gevoel dat u vandaag misschien iets voor God tot stand hebt gebracht? Of gaat u tot Hem op de vaste grond van het feit, dat het Bloed is gestort en dat God dat Bloed ziet en het heeft aanvaard? Natuurlijk wan neer dat Bloed aan verandering onderhevig was, dan zou de basis van uw toegang tot God minder betrouw baar zijn. Maar het Bloed is niet aan verandering onder hevig ook niet in de toekomst. U kunt altijd vrijmoedig tot God gaan en die vrijmoedigheid hebt u door het Bloed, nooit door uw eigen prestatie. Wat u vandaag of gisteren ook bereikt hebt, zodra u het heiligdom betreedt, moet u gaan staan op de enige veilige grond van het vergoten Bloed van Christus. Of u een goede of een slechte dag hebt gehad, of u bewust gezondigd hebt of niet, u nadert altijd op dezelfde grond - het Bloed van Christus. U mag het heiligdom op geen enkele andere grond betreden. Onze toegang tot God heeft twee fasen, een begin en een voortzetting. Dit vinden wij beschreven in Eph. 2 en Hebr. 10. In het begin werd onze positie voor God verzekerd door het Bloed: wij zijn ,,dichtbij gekomen door het Bloed van Christus". Eph. 2: 13. Maar ook daarna berust onze vrijmoedigheid om in te gaan steeds op het Bloed. De apostel vermaant ons immers met deze woorden: ,,Daar wij dan volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het Bloed van Jezus, laten wij toetreden", Hebr. 10: 19-22. Eerst ben ik dicht bij gekomen door het Bloed van Christus en nu ga ik in deze nieuwe verhouding, waarin ik tot God mag staan, steeds weer tot Hem door datzelfde Bloed. Ik ben niet behouden op een andere grond dan die, waarop ik nu gemeenschap met God oefen. Misschien zegt u: ,,Dat is erg eenvoudig, dat is het ABC van het Evangelie". Ja, maar jammer genoeg zijn velen van ons dat verleerd. Wij dachten, dat wij zulke goede vorderingen hadden gemaakt, dat wij het wel zonder het ABC konden stel len, maar dat kan nooit. Neen, de allereerste keer ben ik tot God gegaan door het Bloed van Christus en langs die weg zal ik telkens weer moeten gaan tot het einde toe.

Dat wil echter helemaal niet zeggen, dat het er niet op aankomt hoe wij leven. Wij zullen weldra een aspect van het sterven van Christus overdenken, waaruit blijkt, dat dit volstrekt niet het geval is. Maar wij willen eerst op het Bloed zien: het Bloed is er en het is genoeg.
Misschien zijn wij zwak, maar door te zien op eigen zwakheid zullen wij nooit sterk worden. Al voelen wij ons nog zo slecht en proberen wij daarom op een of andere wijze boete te doen, het zal ons niets helpen op de weg naar de heiligheid. Zo bereiken wij niets, maar wel als wij vrijmoedig naderen door het Bloed van Jezus en zeg gen: ,,Here, ik besef de waarde van het Bloed niet ten volle, maar ik weet, dat Gij het hebt aanvaard; daarom aanvaard ik het ook, het is mijn enige pleitgrond. Ik zie nu in, dat het er niet om gaat of ik al ver gevorderd ben. of ik iets bereikt heb of niet. Wanneer ik tot U ga, mag ik altijd komen op grond van het kostbare Bloed". Dan is ons geweten werkelijk zuiver voor God: gezuiverd door het Bloed. Dat geeft ons vrijmoedigheid.

,,Generlei besef van zonde meer", die geweldige woor den lezen wij in Hebr. 10: 2. Wij worden gereinigd van alle ongerechtigheid en wij mogen het Paulus werkelijk nazeggen: ,,Zalig de man, wiens zonde de Here geens zins zal toerekenen". Rom. 4: 8.

HOE OVERWINNEN WIJ DE AANKLAGER?
Nu willen wij zien, hoe het met de vijand staat. Het Bloed is ook genoeg om de Satan te weerstaan. Zijn strategie is in onze dagen het meest gericht op het ,,aanklagen van de broeders", Openb. 12: 10. Maar de Here Jezus. treedt hem daarbij tegemoet in Zijn bijzonder ambt van Hogepriester ,,door Zijn eigen Bloed", Hebr. 9: 12.

Wat is de uitwerking van het Bloed tegenover Satan? Het Bloed brengt God aan onze kant. Bij de zondeval heeft Satan vaste voet gekregen in de mens, waardoor God genoodzaakt werd zich terug te trekken. Daarom staat de mens nu buiten de hof- buiten het bereik van de heerlijkheid Gods Rom. 3: 23, hij is innerlijk van God vervreemd. Door zijn daad van ongehoorzaamheid is er iets in de mens, wat God in de weg staat. Het is God moreel onmogelijk het voor hem op te nemen, ten zij dat, wat in de weg staat, verwijderd wordt. Dat doet het Bloed, het neemt die hinderpaal weg. Het geeft de mens terug aan God en God aan de mens. Hij is nu weer in gunst aangenomen. God staat aan zijn kant en hij kan Satan onbevreesd tegemoet treden.

U kent ongetwijfeld dat vers uit de eerste brief van Johannes zoals sommige vertalers het hebben weer gegeven ,,Het Bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van elke zonde". Hier wordt niet zonde in het algemeen bedoeld, maar elke zonde afzonderlijk. Wat wil dat zeg gen? Iets geweldigs! God is in het licht en wanneer wij met Hem in het licht wandelen, brengt dat licht alles aan de dag, zodat God het zien kan- en tóch is het Bloed bij machte mij te reinigen van elke zonde. Wat een reiniging! Ik leer mijzelf steeds beter kennen en God kent mij volkomen. Ik probeer niet iets te verbergen en God probeert ook niet de dingen door de vingers te zien. Neen. Hij is in het licht en ik ben ook in het licht en juist daar, in dat licht, reinigt het kostbare Bloed mij van elke zonde. Zo machtig is de werking van het Bloed van Jezus!
Terneergedrukt door onze eigen zwakheid, zijn wij soms geneigd te denken, dat er zonden zijn, die bijna niet ver geven kunnen worden. Dan moeten wij geloven, dat het Bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, ons van elke zonde reinigt. Grote zonden, kleine zonden, zonden die mis schien erg zwart schijnen en zonden, die er minder zwart uitzien. Zonden, waarvan ik denk, dat ze vergeven kunnen worden en zonden, waarvan ik dat betwijfel. Ja, elke zon de, bewust of onbewust, vergeten zonde zonde, die wij ons herinneren, deze twee woorden: ,,elke zonde", sluiten ze alle in. ,,Het Bloed van Jezus, Zijn Zoon, reinigt ons van elke zonde", omdat het voor God genoeg is. als Hij het Bloed ziet.

Als nu God, die al onze zonden ziet in het licht, ze vergeven kan op grond van het Bloed van Jezus Chris tus, hoe kan Satan ons dan nog beschuldigen? Ja, al pro beert hij ons nog te beschuldigen: ,,Als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?" God wijst hem op het Bloed van Zijn geliefde Zoon. Hierop bestaat geen hoger beroep. ,,Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardigt; wie zal veroordelen? Christus Jezus is de Gestorvene, wat meer is, de Opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit", Rom. 8:33, 34. Dus ook in de strijd tegen Satan moeten wij beseffen, dat het kostbare Bloed beslist genoeg is. ,,Maar Christus, opgetreden als Hogepriester, is met Zijn eigen Bloed eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf", Hebr. 9: 11, 12. Eénmaal was Hij de Verlosser. Bijna tweeduizend jaar is Hij reeds Hogepriester en Voorspraak. Hij is voor Gods aan gezicht en Hij is de verzoening voor onze zonden. 1 Joh. 2:1, 2. En Hebr. 9: 14, ,,Hoeveel te meer zal het Bloed van Christus ons bewustzijn reinigen", legt de nadruk op de genoegzaamheid van Zijn dienst als Hogepriester. Die dienst is genoeg voor God.

Wat moet onze houding dan zijn tegenover Satan? Dit is belangrijk, want hij beschuldigt ons niet alleen voor God, maar ook in ons eigen geweten. ,,Je hebt gezondigd en je zult blijven zondigen. Je bent zwak en God wil niets meer met je te maken hebben". Zo redeneert hij. Dan zijn wij geneigd naar binnen te kijken en, in zelfverdediging, in ons gevoel of in ons gedrag te zoeken naar een bewijs, dat Satan liegt. Nu eens hellen wij er toe over onze machteloosheid maar te erkennen, dan weer slaan wij om naar het andere uiterste, om tenslotte te eindigen in wanhopige neerslachtigheid. Deze wijze van beschuldiging is één van Satans sterkste en meest doeltreffende wapens. Hij wijst ons op onze zonden en beschuldigt ons op grond daarvan voor God. Als wij het oor lenen aan zijn beschuldigingen delven wij het onder spit onherroepelijk.
Waarom lenen wij zo licht het oor aan zijn beschuldigingen? Omdat wij nog altijd in stilte hopen op enige eigen gerechtigheid. Die hoop is ijdel. Het is Satan ge lukt ons in dit opzicht om de tuin te leiden. Zo slaagt hij er in ons buiten gevecht te stellen. Maar als wij geleerd hebben, niet op vlees te vertrouwen, dan bevreemdt het ons niet als wij zondigen, ons vlees zondigt immers van nature. Begrijpt u, wat ik daarmee bedoel? Zolang wij onze ware aard niet hebben leren kennen, hebben wij nog verwachting van onszelf. Dan zien wij niet in hoe machteloos wij zijn, met het resultaat, dat Satan, als hij ons komt beschuldigen, daarin volkomen slaagt.

Nu weet God wel raad met onze zonden, maar met iemand, die zich zo laat beschuldigen weet Hij geen raad. Zo iemand vertrouwt niet op het Bloed. Het Bloed spreekt hem vrij, maar hij luistert niet, hij luistert naar Satan. Christus is onze Voorspraak, maar wij, de beklaagden, kiezen de kant van de aanklager. Wij hebben niet begrepen dat wij de dood verdienen. Wij zullen later in dit boek zien, dat wij toch nergens anders voor deugen dan voor de kruisdood. God is de Enige, Die de aanklager het zwijgen op kan leggen en Hij heeft dat reeds gedaan met het Bloed van Christus.
Onze redding bestaat daarin, dat wij zien op de Here Jezus, want het Bloed van het Lam heeft ons zonden probleem en alles wat daarmee samenhangt, opgelost. Op dat fundament staan wij door Gods genade en wij moeten nooit proberen Satan de mond te snoeren door hem ons goede gedrag voor te houden, maar altijd het Bloed. Ja, wij zijn zondig, maar, Halleluja! het Bloed reinigt ons van elke zonde. God ziet op het Bloed, waar mee Zijn Zoon de schuld heeft betaald en Satan heeft geen ond meer voor zijn aanklacht. Alleen dan wanneer wij geloven in het Bloed van Jezus Christus en weigeren dat fundament te verlaten, zal de aanklager het opgeven en op de vlucht gaan. Rom. 8: 33, 34. Zo zal het tot het einde toe blijven. Openb. 12: 11.

Wat een bevrijding zou het geven, wanneer wij beter begrepen, welke onschatbare waarde het Bloed van Zijn geliefde Zoon heeft voor God!

bron: Watchman Nee, Het normale christelijke leven.


Reacties

Populaire posts