appendix: de adventistische visie op profetie
2 Timotheüs 3:16 Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, 17. opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.
Het jaartal 1844 en alles wat ermee samenhangt is niet bepaald iets waar de gemiddelde zevende-dags adventist dagelijks bij stilstaat of van wakker ligt. Dat wil echter niet zeggen dat het juist verstaan van bepaalde geloofsbegrippen daarom niet of minder belangrijk zou zijn voor de gelovige. Integendeel, juist de zogenaamde onderliggende inzichten kunnen zeer bepalend zijn voor iemands opstelling en gedrag in het leven en daardoor kenmerkend zijn voor een geloofsgemeenschap.
Wanneer bijvoorbeeld iemand zou vragen: "Wat is een zevende-dags adventist?", dan is gewoonlijk het antwoord: "Een zevende-dags adventist is een christen die de wekelijkse sabbat viert op de zevende dag van de week (op zaterdag, net als de joden) en gelooft in de spoedige wederkomst van Jezus." Maar adventist zijn houdt veel meer in dan dit korte antwoord doet vermoeden.
In werkelijkheid is datgene waarin adventisten zich daadwerkelijk onderscheiden en wat het fundament is voor de bijbelse waarheid zoals die door hen wordt verkondigd, hun begrip van de profetieën van Daniël en de Openbaring. Want in deze profetieën vinden de adventisten hun roeping, hun identiteit en hun opdracht.
Zevende-dags adventisten komen tot hun specifieke uitleg van de bijbelse profetieën door het toepassen van de principes van de historische "school" voor profetische interpretatie. Deze benadering (ook wel de "doorlopend historische" opvatting genoemd) gaat ervan uit dat de profetieën van Daniël en de Openbaring zich "onthullen" in de geschiedenis vanaf de dagen van de respectievelijke profeten tot de oprichting van Gods eeuwig koninkrijk. De adventisten staan hier mee niet top zichzelf. Zowel de hervormers van de zestiende eeuw alsook de Millerieten, de groep adventgelovigen uit het begin van de negentiende eeuw waaruit de zevende-dags adventisten zijn voortgekomen, huldigden de principes van de historische interpretatie. De reformatorische verkondiging van de apocalyptische profetieën van Daniël en de Openbaring was van grote invloed in het Europa van de zestiende eeuw. Deze bood schap legde de nadruk op de afval die zich voordeed binnen het christendom (volgens de hervormers het pausdom). De hervormers zagen die gesymboliseerd in de macht van de kleine horen (Daniël 7), het luipaardachtige beest (Openbaring 13) en de vrouw die zat op het scharlaken rode beest (Openbaring 17).
Tegen het einde van de zestiende eeuw nam de rooms katholieke contra-reformatie de uitdaging aan, en zocht een manier om de kracht van deze toepassingen op het pausdom af te zwakken en de beschuldigingen te weerleggen. Het resultaat was de publicatie van een initiële argumentatie die uiteindelijk zou leiden tot twee duidelijke, maar verschillende methoden van profetische interpretatie: het futuristische en preteristische stelsel.
Het futuristische stelsel ontneemt de christelijke era elke profetische betekenis, omdat in dit systeem het overgrote deel van de profetieën van de Openbaring (en enkele aspecten van de profetieën van Daniël) wordt geprojecteerd in een verre toekomst, op basis van de veronderstelling, dat deze profetieën handelen over de allerlaatste gebeurtenissen en pas in vervulling zullen gaan aan het eind van de tijd. Door deze manier van uitleggen ontstaan echter grote lacunes tussen de tijd waarin de profeet de gebeurtenissen beschreef en de zogenoemde eindtijd.
Het preteristische stelsel daarentegen bewerkstelligt ten aanzien van de christelijke era hetzelfde door de vervulling van de profetieën van zowel het boek Daniël als de Openbaring te verwijzen naar het verleden. Over het algemeen gaat men er bij deze wijze van interpreteren vanuit dat deze profetieën pas zijn opgeschreven nadat de gebeurtenissen al hadden plaatsgevonden. Daarmee wordt ontkend dat het profeten gegeven zou zijn om toekomstige gebeurtenissen te voorzeggen, laat staan een algemeen inzicht te geven in de ontwikkeling van de geschiedenis vanaf hun tijd tot aan de oprichting van Gods eeuwig koninkrijk. In dit stelsel reiken de profetieën van de Openbaring niet verder dan hooguit de eerste eeuwen van onze jaartelling. In de loop der tijden hebben deze twee tegengestelde verklaringen met succes het protestantse denken beïnvloed.
Het preterisme werd het eerst aanvaard tegen het einde van de achttiende eeuw. Tegenwoordig is de preteristische interpretatie van de profetieën maatgevend voor het liberaal protestantisme. Het futurisme kreeg pas vaste voet binnen het protestantisme aan het begin van de negentiende eeuw. Sinds die tijd heeft het zich ontwikkeld tot een systeem voor interpretatie dat in onze tijd vooral navolging vindt bij de meer conservatieve protestanten en evangelische christenen.
Vandaag de dag staan zevende-dags adventisten prak tisch alleen als de exponenten van de traditionele (historische school) principes voor profetische interpretatie. Dit heeft tot gevolg dat de adventistische uitleg van de profetieën meer en meer geïsoleerd komt te staan. Dit kan aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van deze wijze van uitleggen. De gevolgen zijn dan ook niet uitgebleven. Recente ontwikkelingen tonen aan dat de contra-reformatie - hoewel vertraagd - ook aanklopt op de deur van de Adventkerk.
Zowel de "doorlopend historische" opvatting van profetische interpretatie, als de daarvan afgeleide opstelling worden hier en daar openlijk betwist. Futuristische en preteristische - maar hoofdzakelijk preteristische - perspectieven dringen langzaam maar zeker ook de Adventkerk binnen. Juist nù is het voor zevende-dags adventistische christenen van het grootste belang een helder inzicht te hebben in de beginselen - en de gezonde redenen en argumenten daarvoor - waarmee zij de belangrijke profetieën van Daniël en de Openbaring altijd hebben verklaard.
In dit verband is het interessant kennis te nemen van het getuigenis van Petrus: "En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten. Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voort gekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken"
(2 Petrus 1:19-21). In Petrus' dagen bestond het profetische woord uit de verzameling geschriften die nu het Oude Testament wordt genoemd. Het laatste van die boeken was al enkele honderden jaren eerder geschreven en de canon van de Tenach (de verzameling geschriften die tezamen de joodse Bijbel vormen) stond al meer dan een eeuw vast. Voor Petrus was het een uit gemaakte zaak dat zowel in het leven van Jezus als in de gebeurtenissen na diens opstanding en hemelvaart vele profetieën in vervulling waren gegaan. Voor Petrus straalde het profetische woord een helder licht uit dat hem minstens zoveel geloofszekerheid verschafte als het horen van de stem van God na de doop van Jezus (Matteüs 3:13-17; e.a.) of bij het aanschouwen van Mozes en Elia op de berg der verheerlijking (Matteus 17:1-13; e.a.).
In de machtige manifestatie van de neerdaling van de heilige Geest op Pinksteren zag Petrus een vervulling van de profetie van Joël (Handelingen 2:14-21). Het was het teken van God aan zijn volk, dat de "weg van Jezus" de enige weg is waardoor de mens behouden moet worden. Maar tevens was het de bevestiging van Jezus' belofte aan zijn leerlingen: "...bij de mensen is dit onmogelijk, maar niet bij God; want alle dingen zijn mogelijk bij God." Jezus had hun die verzekering gegeven toen zij zich verslagen hadden afgevraagd: "Maar wie kan dan behouden worden?" (zie Marcus 10:26, 27).
Dat Petrus op de pinksterdag naar deze profetie van Joël verwijst, maakt een paar dingen duidelijk. Bij Petrus was profetie kennelijk van grote betekenis voor zijn geloofsbeleving en had zelfs een geloofsbevestigende en -versterkende functie. Maar dat niet alleen. Ook zijn toekomstperspectief werd beheerst door de beloften uit het profetische woord (2 Petrus 3). Hieruit blijkt zonneklaar dat een geïnspireerd man als de apostel Petrus zich sterk liet leiden door het profetische woord. Hij vergeleek de profetie met een lamp die zijn levenspad verlichtte en de juiste richting aangaf in de duisternis die hem omhulde. En dat niet alleen in zijn leven, maar in het leven van alle gelovigen tot aan de grote dag van de Heer. Petrus was duidelijk geen preterist. Voor hem hadden de profetieën geenszins afgedaan. Maar hij was ook geen futurist. Hij projecteerde niet al zijn hoop op een gebeuren in een verre toekomst. Integendeel, hij zag zichzelf opgenomen in het alles en iedereen omvattende plan van God vastgelegd in het niet falende profetische woord, dat niet is voortgekomen uit de wil van een mens, maar door de heilige Geest is geopenbaard.
Het duidelijkst echter spreekt het getuigenis van Jezus. Jezus reikt namelijk de sleutels aan die het de mensen moge lijk maakt de profetieën te begrijpen. Om te beginnen logen straft Jezus al diegenen die bijvoorbeeld beweren dat de profetieën van Daniël pas geschreven zijn nadat de gebeurtenissen, die daarin vermeld staan, al hadden plaatsgevonden. Want als Jezus zijn rede over de laatste dingen uitspreekt (zie Matteüs 24, Marcus 13 en Lucas 21) dan verwijst Hij naar de profetieën van Daniël met betrekking tot de komende verwoesting van de tempel. Met andere woorden: Jezus zegt ons dat Daniël de verwoesting van de tempel al aankondigde. Daarmee tilt Jezus de profetieën van Daniël niet alleen over zijn eigen tijd heen de verwoesting van de tempel vond namelijk plaats ruim 35 jaar na zijn dood en opstanding - maar geeft Hij tegelijkertijd aan welke de in Daniël genoemde macht is die de tempel zou verwoesten. Deze macht kan geen andere zijn dan het Romeinse Rijk (zie Daniël 8:9-11; 9:27).
Bovendien legt Jezus verband tussen de profetie van de zeventig weken en de profetie van de 2300 avonden en morgens, omdat Hij door het citeren van de zin "op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen" uit Daniël 9:27, de daarin genoemde "verwoester" identificeert als de macht die de tempel zou verwoesten. (Met deze uitspraak maakt Jezus duidelijk dat Hij de toepassing van "de gruwel der verwoesting" op het bouwsel dat Antiochus IV Epiphanes omstreeks 168 vóór Christus liet plaatsen op het brandoffer altaar van de tempel te Jeruzalem niet zag als de vervulling van Daniëls profetie. Hooguit kan hier sprake zijn van een zoge naamde type-vervulling, hetgeen wil zeggen dat men deze ontheiliging van de tempel in die dagen zag als de vervulling omdat de situatie en de omstandigheden sterk overeenkwa men met de beschrijving van de profetie [vergelijk 1 Makka beeën 1:54 met Daniël 9:27]). Aangezien de macht die de tempel zou verwoesten alleen in het visioen van de 2300 avonden en morgens wordt genoemd als de macht van de "kleine horen", maakt Jezus duidelijk dat de "kleine horen" en de "verwoester" identiek zijn. Het is dus Jezus zelf die de macht van de "kleine horen" identificeert met het Romeinse Rijk. Deze macht zou blijven voortbestaan tot aan het einde van de tijd. Maar zij zou echter wel veranderen van karakter - van een zuiver werelds georiënteerde macht zou zij zich veranderen in een religieuze macht (lees hiervoor Daniel 8:9 12). Het is dus weer Jezus zelf die duidelijk maakt dat de door Daniël genoemde macht, die de gelovigen zal vervolgen tot het einde, een religieuze macht moet zijn die zich uit het Romeinse Rijk zal ontwikkelen en de plaats van dat wereldse rijk daadwerkelijk inneemt. Dat de hervormers van de zes tiende eeuw het pausdom aanwezen als die macht kan dus geen verwondering wekken.
Maar Jezus geeft nog veel meer zekerheid dat de profetieën van Daniël geldig zijn vanaf diens dagen tot aan de oprichting van Gods eeuwig koninkrijk aan het einde van de tijd. Ruim 30 jaar na de verwoesting van de tempel openbaart Jezus in een aantal visioenen aan Johannes wat de gelovigen zullen doorstaan totdat Hij terugkomt. In deze openbaringen aan Johannes verwijst Jezus wederom naar de profetieën van Daniël door hem meer inzicht te geven aan de hand van dezelfde symbolen. Ja, zelfs de in Daniël aangekondigde grote vervolging van Gods volk wordt door Jezus nader aangeduid. Deze vervolging zal plaatsvinden in de christelijke era, de tijd tussen zijn hemelvaart en wederkomst.
Zelfs de precieze tijdsduur van de vervolging van Gods volk wordt in de Openbaring niet alleen weer herhaald maar zelfs verklaard. Dit is een tweede aanwijzing, nota bene van een opgestane en ten hemel gevaren Jezus, dat profetieën van Daniël ook betrekking hebben op de christelijke era. Maar dat niet alleen. Jezus geeft bovendien een verklaring van de duur van die vervolging, zoals uitgedrukt in het geheimzinnige getal van een tijd, tijden en een halve tijd (zie Daniël 7:25; Open baring 12:6; 12:14 en 13:5). Tot drie keer toe wijst Hij nadrukkelijk op die periode. Het zal een tijd zijn waarin de boze zich met grote grimmigheid zal keren tegen de gelovigen en hen zal vervolgen. Maar God grijpt in. Hij leidt zijn volk in de woestijn. Gedurende die lange tijd van vervolging zal er wel geloof, maar geen zichtbare kerk op aarde zijn. Aan het eind van die periode zal God echter zijn volk uit de grote verwar ring weer bijeenroepen tot die ene zichtbare gemeenschap van gelovigen die zijn geboden bewaart en het getuigenis van Jezus heeft. Nog eenmaal zal het eeuwig evangelie worden verkondigd aan alle volken. En dan zal het einde komen.
Er is geen twijfel mogelijk. Jezus zelf maakt duidelijk dat de profetieën moeten worden gezien als "doorlopend” van de tijd dat ze door de profeten werden gesproken tot aan de oprichting van Gods koninkrijk aan het einde van de tijd.
Aan de hand van deze voorbeelden moet het duidelijk zijn dat de "historische" interpretatie van de profetieën geen uitvinding is van adventisten, Millerieten of hervormers. Het is Jezus zelf die zonder omwegen geeft te verstaan dat ze op geen andere wijze juist kunnen worden uitgelegd.
De uitgevers.
Reacties
Een reactie posten