7. van schaduw tot werkelijkheid

Hebreeën 9:23 Het was dus noodzakelijk dat de afbeeldingen van de dingen die in de hemelen zijn, hierdoor gereinigd werden, maar de hemelse dingen zelf door betere offers dan deze. 24. Want Christus is niet binnengegaan in het heiligdom dat met handen gemaakt is en dat een tegenbeeld is van het ware, maar in de hemel zelf, om nu voor het aangezicht van God te verschijnen voor ons,


Als u op dit punt aangekomen, al het materiaal gelezen en herlezen hebt, zou u in staat moeten zijn om een uitgebreide uitleg over 1844 te geven. Vroeger of later echter, zult u argumenten tegen het onderzoekend oordeel van 1844 tegenkomen. Dit hoofdstuk behandelt de voornaamste van deze argumenten.

Eén van de argumenten tegen het adventistische begrip van Daniël 8:14 heeft betrekking op de verbinding die wordt gelegd tussen hoofdstuk 8 en het Levitische heiligdom. Men beweert dat adventisten er verkeerd aan doen Daniël 8 te verbinden met de heiligdomsdienst, en ongelijk hebben de reiniging van het heiligdom in Daniël 8 te zien als een ver vulling van de symbolische reiniging van het heiligdom in Leviticus. Is dit argument geldig, of bestaat er wel degelijk samenhang tussen Daniël 8 en het Levitische heiligdom? Daniel 7 verwijst naar een leeuw, een beer, een lui paard, zowel als naar een vierde dier (draak) - alle onreine die ren. Maar welke soort dieren worden er in Daniël 8 genoemd? Een ram en een geitenbok. Niet alleen zijn dit reine dieren, zij zijn zelfs heiligdomsdieren. En niet alleen zijn zij offerdieren, zij zijn dieren die bestemd waren voor de dienst op de Grote Verzoendag (zie Leviticus 16!).

Ofschoon deze "heiligdomsdieren" niet bewijzen dat Daniël 8 naar Leviticus verwijst, wordt hier kennelijk gezinspeeld op een verband met de heiligdomsdienst.
De beslissende schakel tussen Daniël 8 en Leviticus vindt men in het woordgebruik van Daniël 8, waarin woorden voorkomen die betrekking hebben op de heiligdomsdienst. Daniel 8:11 bijvoorbeeld, kent beeldspraak met betrekking tot het heiligdom. 

Zelfs tegen de vorst van het heer maakte hij zich groot, en Hem werd het dagelijks offer ontnomen en zijn heilige woning werd neergeworpen.

Het Hebreeuwse woord voor woning, makon (ook vertaald door fundament) wordt in het Oude Testament zeventien maal gebruikt, waarvan veertien keer direct ver band houden met het heiligdom. In twee van de andere drie keer, is het gerelateerd aan de troon van God, wat een verband met het heiligdom suggereert (zie Exodus 15:17; 1 Koningen 8:13; 2 Kronieken 6:12 en Jesaja 18:4.)
Vervolgens is er het woord heilig zelf! Dit woord alleen al verbindt dit hoofdstuk met Leviticus. In Daniël 8:11 is het woord "heilige woning" vertaald van miqdash, een gewone uitdrukking voor het aardse heiligdom door heel het Oude Testament heen. In sommige passages verwijst het eveneens naar Gods hemelse woning (zie Psalm 68:36; 96:6).

In Daniël 8:14- "Tot twee duizend driehonderd avonden en morgens, dan zal het heiligdom gereinigd worden" - verbindt het woord voor heiligdom, qodesh het hoofdstuk ook met de Levitische dienst. Dat woord kan verwijzen naar het gehele heiligdom, de heilige plaats (het heilige), of het allerheiligste (heilige der heiligen). Qodesh wordt in het hele boek Leviticus 16 keer gebruikt in die gevallen, waar de qodesh, het heiligdom, gereinigd moet worden.
Heer of heer, in de verzen 11 en 12, komt van het Hebreeuwse saba, wat betekent "een leger", ofschoon in de context van het heiligdom het woord gebruikt is in relatie tot het werk van de Levieten, die dienst deden in het aardse heiligdom [soms vertaald door "dienst"] (zie Numeri 4:3, 23, 30; 8:24).
Het woord dagelijks in vers 11, tamid, heeft sterke banden met het heiligdom. De meeste vertalingen noemen het "het dagelijks offer" omdat het woord tamid in verband met de tempeldienst, wordt gebruikt voor het dagelijks offer (ofschoon het woord offer niet in de originele tekst staat) dat elke morgen en avond gebracht werd (Zie Exodus 29:38, 42). Soms wordt het vertaald met gedurige of altijd. Een deel van de Talmud wordt tamid genoemd, en dit heeft van doen met "al de regels voor het offeren van de geregelde dagelijkse offeranden".

Het woord tamid wordt ook gebruikt in verband met de dagelijkse toonbroden (zie Exodus 25:30) in het eerste vertrek (het heilige) van het heiligdom. Het wordt gebruikt met betrekking tot de lampen in het eerste vertrek, die altijd (tamid) branden voor de Here (zie Exodus 27:20). Tamid wijst op het gebruik van wierook in het eerste vertrek (zie Exodus 30:8). In Leviticus 6:13 verwijst tamid naar het vuur op het brandofferaltaar- een vuur dat voortdurend brandend gehouden moest worden op het altaar en nooit mocht uitgaan.
Duidelijk is dat het woord tamid verband houdt met het heiligdom. Doch let er wel op dat het woord alleen wordt gebruikt in verband met de dienst in het eerste vertrek (het heilige). Het wordt nooit gebruikt voor het tweede vertrek, het heilige der heiligen, waar het oordeel plaatsvindt. Tamid spreekt alleen over het eerste vertrek. De betekenis hiervan zal spoedig duidelijk worden.
Het woord voor "ontnomen" in vers 11, van de stam rum wordt gebruikt in verband met het heiligdom. Ofschoon rum zelf (als wortel) "opheffen" betekent, betekent het in de context van het heiligdom, speciaal wanneer het wordt gebruikt in de oorzakelijke werkwoordsvorm (zoals in Daniël 8:11), "ontnemen". Op een paar plaatsen in Leviticus wordt rum, dikwijls in de oorzakelijke vorm, vertaald door "ontnomen" zoals het vertaald is in Daniël 8:11 (zie Leviticus 2:9; 4:8, 10, 19). Het wordt hier gebruikt in verband met het "wegnemen" van de lijken van de dieren in de offerdienst. Tot op dit moment hebben wij aangetoond dat Daniël 8 taalkundig verbonden kan worden met de heiligdomsdienst. Maar door nauwkeurig na te gaan wat er gebeurt in sommige van die verzen, kunnen wij zelfs sterkere verbanden vaststellen.

Wij zagen eerder dat Daniël 8 te maken heeft met de heerschappij van Medo-Perzië en Griekenland. De macht van de kleine horen, die dan volgt in vers 9, begint als heidens Rome, "die zeer groot werd, tegen het zuiden, tegen het oosten en tegen het Sieraad". Hier wordt een horizontale expansie over de aarde geprofeteerd, waaraan het heidens Rome beantwoordt en zo een precieze vervulling is van de profetie.

In de verzen 10 tot 12 zijn de activiteiten van de kleine horen meer tegen de hemel gericht en de godsdienstig van karakter. Hij verheerlijkt zichzelf "tegen de vorst van het heer", neemt het "dagelijkse" weg, werpt "de waarheid" neer, ook zelfs "de (plaats) woning van zijn heilig dom". Hier is sprake van de pauselijke fase van de kleine horen en zijn aanval op het evangelie. Maar hoe, bijvoorbeeld, kan het pausdom, de plaats, of het fundament van het hemelse heiligdom "neerwerpen" (het moet het hemelse heiligdom zijn, omdat het pausdom nog niet bestond in de tijd van het aardse heiligdom)? Het ligt voor de hand dat het pausdom niet werkelijk de hemel binnenging en letterlijk het heiligdom aanviel. In plaats daarvan, door het systeem van de mis, waaraan verbonden het priesterschap, de biecht, de voorspraak, enz. - wat een substituut is voor het leven, de dood en de hogepriesterlijke dienst van Jezus ("de vorst van het heer") - werd het fundament van het werk van Christus in de hemel onderuit gehaald en werd, in zekere zin, "ter aarde geworpen".

Stelt u zich Radio Free Europe voor met de uitzending "It is Written" voor Oost-Europa in de tijd van het ijzeren gordijn. De radiogolven trilden door de lucht, maar voordat zij de radiotoestellen bereikten, zonden de Oosteuropese rege ringen stoorsignalen uit die de stralen blokkeerden. De men sen op de grond ontvingen niets, hoorden niets en wisten niets van de waarheid die het programma voor hen had. In zekere zin ging het fundament - de hoofdzaak - van de boodschap verloren, werd weggenomen of "neergeworpen". Ditzelfde beginsel geldt ten aanzien van de pauselijke tussenkomst met betrekking tot de hogepriesterlijke dienst van Christus.

Wij hebben klaarblijkelijk te doen met symbolische acties omdat de "waarheid" zelf niet letterlijk kan worden neergeworpen. Het pausdom kon evenmin letterlijk Gods heiligdom "neerwerpen" als dat het letterlijk "de waarheid ter aarde werpen" kon (Daniël 8:12). Maar door zijn valse voor spraak en bemiddeling, was het pausdom in staat om de waarheid van het werk van Christus in het heiligdom te niet te doen, aldus "wierp hij de waarheid ter aarde". Daniël 8:10 zegt dat het pausdom "groot werd,... tot aan het heer des hemels" en dat het een deel "namelijk van de sterren, ter aarde deed vallen". Aan wie denken wij bij het "heer des hemels"? Aan engelen natuurlijk. Openbaring 13:6 spreekt van dezelfde religieuze aanval van het pausdom en zegt dat het “zijn mond opende tot lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tent en hen, die in de hemel wonen". Wie wonen in de hemel? De engelen, het heer des hemels. Openbaring 12:4 spreekt over de val van Lucifer en de engelen, die genoemd worden: "De sterren des hemels." In Daniël 8:10, wierp het pausdom sommigen van het heer, van de "sterren" die in de hemel waren, ter aarde neder.

Wij hebben opnieuw niet te maken met een letterlijk neerwerpen, maar met een geestelijke zaak. Door de pauselijke aanspraken en privileges, zoals het aanspraak maken op superioriteit boven de engelen, ja zelfs macht over hen te hebben of op enig andere wijze in de loop der tijden zich stelde boven "hen die in de hemel wonen", was het pausdom in staat zijn grootheid te laten reiken "tot het heer des hemels" en hen neer te werpen, net zoals het geestelijk de waarheid terneer wierp.

Kijk naar Daniël 8:11 en de beschrijving van de macht van de kleine horen. Een joodse Bijbel vertaalt het met: “Ja, het verheerlijkte zichzelf, zelfs tot de vorst van het heer; en van hem werd het voortdurende brandoffer (de tamid) weggenomen, en de plaats van zijn heiligdom werd neergeworpen. Het Hebreeuws leest letterlijk dat "van hem", dat is, van de vorst van het heer, het "dagelijkse" of het "gedurige" werd weggenomen. De "vorst van het heer" verwijst kennelijk naar Jezus: "een gezalfde, een vorst" (Daniël 9:25); "te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst" (Daniël 12:1). Ook het boek Hebreeën plaatst Jezus als onze hogepriester in het hemels heiligdom.

De kleine horen - het pausdom - verheerlijkt zichzelf zelfs boven Jezus. Iedereen die aanspraak maakt op het gezag van de godheid, zoals de pausen hebben gedaan, stelt zichzelf boven God. Het wegnemen van het dagelijkse, of Christus zijn dienstwerk in het heiligdom ontnemen, wordt bewerkstelligd door het afvallig systeem van voorspraak, bemiddeling, enz. - rechten die alleen zijn voorbehouden aan Christus in het hemels heiligdom, maar die door het pausdom wederrechte lijk toegeëigend werden. In deze zin, werd de “waarheid" omtrent zijn "heilige woning ter aarde geworpen". Daniël 8:12, sprekende over de kleine horen, zegt dat "een eredienst (in het Hebreeuws staat letterlijk "heer") werd in overtreding ingesteld tegenover het dagelijks offer".

Wat is deze eredienst of "heer" (leger) dat aan de kleine horen werd gegeven - een "eredienst (heer) tegenover het dagelijks offer"? Dr. Hasel schrijft dat het "mogelijk op de geestelijkheid zou kunnen wijzen". Inderdaad, de dienst van het pauselijke priesterschap - door zijn schending van Gods waarheid- eigende zich het in werking zijnde "bemiddelende dienstwerk van de hemelse Vorst van het heer toe. Bemidde ling, voorspraak en andere zegeningen verbonden met de tamid zijn volledig onder de macht gebracht van het 'heir' van de kleine horen" - (Daniel and Revelation Committee, deel 2, blz. 416, 417).
Het offer van de mis, het biechten bij priesters, voor spraak van de priesters, bidden tot heiligen, inderdaad, het gehele pauselijke systeem eigende zich de waarheid van het heiligdom toe tot het teniet was gedaan, neergeworpen ter aarde en "ontnomen" aan de Vorst van het heer.

Nu komen wij tot een beslissende zaak. Waarom werd juist het "dagelijkse" - de tamid-weggenomen? (Daniël 8:11). Tamid verwijst alleen naar de dienst in het eerste vertrek (het heilige) van het heiligdom. Waarom werd alleen het aspect van de dienst in het eerste vertrek door het pausdom wegge nomen? Waarom juist het "dagelijkse"? Waarom niet de dienst van het tweede vertrek (het heilige der heiligen)? Omdat de dienst in het tweede vertrek, het jaarlijkse, die plaatsvond wanneer het heiligdom werd gereinigd, toen niet in werking was!
Niet eerder dan aan het einde van de 2300 dagen, in 1844, begon de dienst in het tweede vertrek pas! Die dienst kon de'Vorst van het heer" niet ontnomen worden gedurende de heerschappij van de kleine horen, omdat deze gedurende die tijd niet plaatsvond. "Tot tweeduizend en driehonderd dagen, dan zal het heiligdom gereinigd worden!" Of, tot 2300 dagen; dan zal het jaarlijkse beginnen!
In Daniël 8 worden de beide fasen getoond van het hogepriesterlijke werk van Christus in de hemel: de dagelijkse, die onder de aanval van het pausdom komt, en de jaarlijkse, de dienst in het tweede vertrek (heilige der heiligen), die begint aan het einde van de 2300 "avonden en morgens", wanneer het heiligdom wordt gereinigd! Sprekende over verbindingen met de heiligdomsdienst! Inderdaad, u kunt het wezenlijke van de boodschap van Daniël niet beginnen te begrijpen zonder Daniël 8 te verbinden met Leviticus.

Ook in Daniël 7, 8 en 9 herkennen wij het dienstwerk van Jezus. Daniël 9 benadrukt de rol van Christus als het Lam, speciaal als het slachtoffer, toen Hij werd "uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is" (Daniël 9:26). Daniël 9, gebruikt evenals Daniel 8 de taal van het heiligdom. Het spreekt over het heiligdom, over offers, over verzoening voor de zonde - uitdrukkingen die allemaal een nieuwe schakel vormen tussen de twee hoofdstukken. Daniël 9 benadrukt echter de Messias (Jezus) als het Lam - een nadruk die niet wordt gevonden in hoofdstukken 7 en 8.
In Daniël 8 herkennen wij Jezus als de hogepriester; "de vorst van het heer." Zijn rol hier is die van de middelaar in het heiligdom in de hemel, een nadruk die niet gevonden wordt in de hoofdstukken 7 en 9. "De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester hebben, die gezeten is ter rechterzijde van de troon der majesteit in de hemelen, de dienst verrichtende in het heiligdom, in de ware tabernakel, die de Here opgericht heeft, en niet een mens" (Hebreeën 8:1,2). In Daniël 8 is Jezus in deze hoedanigheid als hogepriester in het hemels heiligdom.
In Daniël 7 wordt een andere nadruk gevonden: die van een koninkrijk. Talloze malen spreekt het over het "ko ninkrijk" - "de heiligen kregen het koninkrijk in bezit" (vers 22); de heiligen zullen "het koninkrijk bezitten" (vers 18); "en het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken" (vers 27). Hier zien wij Jezus aan het hoofd van dat koninkrijk. Hij is de Koning, een hoedanigheid die in de hoofdstukken 8 en 9 niet naar voren komt.

Wij kunnen verder gaan. Daniël 9 spreekt over het zalven van het "allerheiligste". Het Hebreeuwse woord dat hier gebruikt is voor "allerheiligste" kan alleen wijzen op het heiligdom. Maar welk heiligdom moest gezalfd worden in het tijdsraam van de profetie van de zeventig weken, 457 vóór onze jaartelling tot het jaar 34? Niet het heiligdom in de woestijn, dat meer dan duizend jaar eerder was gezalfd. Het "allerheiligste" kan ook Salomo's tempel niet zijn, die in de tiende eeuw vóór onze jaartelling werd gezalfd. De tweede tempel werd in 516 vóór onze jaartelling gezalfd, bijna zestig jaar vóór het begin van de zeventig-weken-periode. Het enig andere "allerheiligste" van betekenis is dan het "allerheiligste" in de hemel, de "ware tabernakel" waar Jezus nu dienst doet als hogepriester.

In Daniël 9 wordt uiteengezet dat Jezus zijn bloed stort, en dat bloed wordt vervolgens aangewend om het "allerheiligste", het heiligdom in de hemel te zalven. In Daniël 8, zien wij Jezus eerst in zijn dienst in het eerste vertrek (het heilige) - het dagelijkse - en vervolgens in de dienst in het tweede vertrek (heilige der heiligen), wanneer het heiligdom gereinigd wordt. En tenslotte, voltooit Daniël 7 de volgorde met Christus, die zijn koninkrijk opricht en heerst als Koning!
In deze hoofdstukken wordt de volgorde aangehouden die in het aardse heiligdom wordt teruggevonden; offer, zalving (Daniël 9), dienst in het eerste vertrek, dan dienst in het tweede vertrek (Daniël 8), en tenslotte het einde der tijden (Daniël 7) - alles met Jezus in het middelpunt. Maar waarom moet men de hoofdstukken in het boek

Daniël in omgekeerde volgorde nemen om de juiste volgorde te krijgen? Dr. Shea geeft als reden dat het oude Hebreeuwse denken werkte van gevolg tot oorzaak, in plaats van oorzaak tot gevolg, zoals het moderne westerse denken doet. Het was slechts natuurlijk om de volgorde te beginnen met het eind resultaat, hetgeen de oprichting van het koninkrijk was, en te eindigen met de oorzaak, wat het offer van Jezus was.

"Aldus," schrijft dr. Shea, "vormen deze drie profetieën in Daniël een in elkaar grijpende ketting van verklaringen over het werk van deze ene persoon die aan hen allen bekend is. In hoofdstuk 9 is Hij het offer. In hoofdstuk 8 is Hij de priester. In hoofdstuk 7 is Hij de koning. Omdat deze ver schillende fasen van het werk met elkaar verbonden worden door een gemeenschappelijke draad, behoort de p persoon, die bij alle fasen betrokken is, als dezelfde herkend te worden. De eerste twee fasen zijn in Jezus Christus vervuld, en wij wach ten op het einde van de derde fase, wanneer de heiligen Gods eeuwige koninkrijk binnengeleid zullen worden." Inderdaad zien wij niet alleen méér verbindende schakels tussen Daniël 7, 8 en 9, maar wij zien tevens hoe deze hoofdstukken, in het bijzonder 8 en 9, verbonden zijn met de heiligdomsdienst - een verband dat de adventisten al sedert het midden van de negentiende eeuw hebben verkondigd.

👉woord vooraf

Reacties

Populaire posts