handelingen 7: waar getuig jij van?

"En de hogepriester zei: Zijn deze dingen zo? 2 En hij zei: Mannenbroeders en vaders, luister! De God der heerlijkheid verscheen aan onze vader Abraham, toen hij nog in Mesopotamië was, voordat hij in Haran woonde, 3 en Hij zei tegen hem: Ga uit uw land en uit uw familie en kom naar een land dat Ik u wijzen zal.

Stefanus wordt gevraagd of datgene wat hij verkondigd, waar hij van spreekt in het openbaar, of dat zo is, of het klopt, of het waarheid is wat ze over hem zeggen en of het waarheid is wat hij deelt.
Het moment voor Stefanus om een zeer uitgebreid getuigenis te geven van dat gene wat hij gelooft, waar hij vol van is, vol omdat de Geest hem vervuld heeft, met wijsheid, inzicht en kracht.



Het antwoord van Stefanus is alles behalve bijdehand te noemen, getuigt totaal niet van eigenwijsheid of praalziekte. Stefanus is totaal niet op zich zelf gericht, hij begint als het ware bij het begin, bij het begin dat G'd door Abraham Zijn volk roept. Van Abraham die geroepen wordt door G'd om naar het land te gaan waarheen G'd hem zenden zal.  De belofte die G'd hem geeft, van een groot nageslacht, van een groot volk, een volk dat tot zegen zou zijn voor de gehele mensheid, een belofte die direct gelinkt was aan de belofte van G'd gegeven aan Adam en Eva toen zij door hun daad van ongehoorzaamheid uit het paradijs werden gezet.

Hoe het volk op een later tijdstip gered werd van de hongerdood, omdat G'd Jozef een zoon van Jakob naar Egypte had gestuurd om de hongersnood voor te zijn. Zijn broers hadden Jozef naar Egypte verkocht omdat ze een bloedhekel aan hem hadden, maar het zogenaamde kwaad wat zij hun broer aangedaan hadden, had G'd ten goede gedacht, waardoor Jozef heerser werd over Egypte en vol van wijsheid door G'ds Geest instaat werd gesteld om de wereld te redden van de ondergang.

Meer dan vierhonderd jaar heeft het volk uit van G'd uiteindelijk gewoond in Egypte, onder invloed van alles wat de Egyptische cultuur met zich meebracht waarin ze in hun denken en doen, behoorlijk ver van de G'd van Abraham, Izak en Jakob verwijderd geraakt. Mozes wordt geboren en G'd heeft een plan met Mozes. Hij is de aangewezen man om het volk te verlossen uit Egypte waar ze inmiddels verworden waren tot niet meer dan goedkope slaven.
Mozes was niet de aangewezen persoon omdat hij aan het hof van Egypte gewoond en gediend had, of omdat hij onderwezen was in alle wijsheid en machtig was in woorden. Mozes was met al deze "rijke" bagage absoluut niet de aangewezen persoon om het volk te verlossen en uit te leiden uit hun slavernij. Zijn bewogenheid en verbintenis met zijn volk, waren de ingrediënten die G'd als uitgangspunt kon gebruiken om Mozes te roepen voor deze taak, de manier waarop Mozes dit wilde realiseren lag alles behalve in de lijn van G'ds wil en verwachting. Er was meer dan veertig jaar werk aan de winkel voor G'd om Mozes te laten groeien van een machtige spreker en onderwezen in alle wijsheid tot een bruikbaar "ik ben zwaar van tong" instrument.

Veertig jaar later roept G'd Mozes vanuit de woestijn en confronteert hem met via een natuurkundig fenomeen met Zijn grootheid. G'd introductie bij Mozes vergezelt G'd met deze woorden: "Ik ben de G'd van Abraham, de G'd van Izak, en de G'd van Jakob. En deze G'd die zo heilig is waarvoor Mozes de schoenen moet uittrekken omdat de grond waarop hij staat, van zand en vieze aarde, ineens veranderd in; "de grond waarop gij staat is heilige grond".  Die Mozes, die zij in eerste instantie hadden afgewezen, als hun leider, rechter en verlosser, wordt door de hand van de Engel gezonden om het volk uitgeleide te doen. Uitgeleide uit een land, een wereld voor van onreinheid, onheiligheid en afgoderij, naar een land een wereld waarin G'd de Allerhoogste centraal zou staan en waar het volk een voorbeeld en zegen zou zijn voor de rest van de wereld.

Mozes heeft de levende woorden van G'd ontvangen, levende woorden waar wij tot op de dag vandaag nog te vaak onze hart en hoofd voor wegdraaien. Omdat ons verlangen nog te vaak gericht is op onze persoonlijke "vleespotten van Egypte".  Te vaak verheffen wij aardse zaken tot (af)goden, zaken die ons af leiden van de enige G'd, onze Schepper. G'd zal daar rekenschap over vragen, omdat G'd een G'd van liefde, en gerechtigheid is. Gedenken wij dagelijks G'd, is ons leven iedere dag een G'd welgevallig offer of dienen wij onze eigen lusten en ons eigen belang?

G'd die toen in tenten en tempels woonden van aardse materialen gemaakt, van stof, hout steen woont nu na de wedergeboorte in de harten van mensen. Besnijdenis aan het vlees heeft plaatsgemaakt voor de besnijdenis aan het hart. Een hart dat volledig gericht is op G'd en zich niet laat afleiden door andere aardse "goden", zoals huis, auto, computers, gezin, kerk of je eigenwijze geloof, je eigen verzonnen shabbatten je eigen verzonnen offers die als afkoopsom dienen of als goedmakertjes om G'd aardig te stemmen.

Zijn wij hardnekkig en onbesneden van hart en oren, verzetten wij ons tegen de Heilige Geest, zoals onze vaderen deden?
We kunnen de boodschap net als het Sanhedrin toen deed, afwijzen, boos worden en ons wegdraaien van G'ds liefde en redding door afstand te doen van de boodschapper, handelen als onze voorvaders door de profeten maar zelfs de Zoon van G'd te doden.

Of getuigen wij van G'ds liefde, redding en verlossing, van G'ds rechtvaardigheid en dat Hij de zonde, de schuld en de dood heeft overwonnen en iedereen in de gelegenheid stelt om een koningskind te worden.
Stefanus was vol van G'ds Geest en dus ook vol van G'ds liefde, hij vergaf zelfs zijn moordenaars.

Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Want de wet van de Geest van het leven in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet van de zonde en van de dood. Want wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en  de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Immers, zij die naar het vlees zijn, bedenken de dingen van het vlees, maar zij die naar de Geest zijn, de dingen van de Geest. Rom. 8: 1-5

Reacties

Populaire posts