genesis 27: de eerstgeboortezegen

"Ga toch naar de kudde en haal daar voor mij twee goede geitenbokjes. Dan zal ik daarvan een smakelijk gerecht voor je vader klaarmaken, zoals hij het graag heeft. Dat moet je naar je vader brengen en hij zal het eten. Dan zal hij je zegenen, vóór zijn dood."

Izak is aan het einde van zijn leven gekomen, althans dat is zijn gevoel en vermoeden. Zijn ogen zijn dof geworden en ziet eigenlijk niets meer. Een aantal zaken moeten voor zijn heengaan geregeld zijn en met name te noemen het regelen van de eerstgeboortezegen. Deze zegen geldt zoals het woord al benadrukt de eerstgeboren zoon. Zover mij bekend wordt hier voor het eerst gesproken over deze zegen, over dit recht.
In deze fase van G'ds woord weten we weinig tot niets over dit recht, dus laten we verder kijken in G`ds woord, waar dit recht toe dient, wat de zegen die eraan gekoppeld is ons te zeggen heeft om de zwaarte van dit recht in kaart te brengen.



Ik denk dat we terug moeten naar de zondeval. Nadat Adam en Eva gezondigd hadden en het paradijs moesten verlaten, laat G'd hen niet zomaar aan hun lot van zonde, schuld, verderf en dood over.
De ongehoorzaamheid heeft hen in deze onontkomelijke benarde positie gebracht, waarin ze in een dodelijke  kwetsbaarheid zijn terecht gekomen. Gescheiden van hun Bron van leven, van hun Hemelse Liefdevolle Vader en Schepper. Hun uitgangspunt voor het leven, voor een goed leven, is uitzichtloos geworden. Hun zicht op een lange toekomst in harmonie en liefde was als een luchtbel uit elkaar gespat, maar G'd zoekt hen op, zoals te doen gebruikelijk. Waar zij gij is een echo geworden door alle eeuwen heen en heeft ons ook bereikt en tot op de dag van vandaag en gelukkig nog steeds vele mensen.

G'd doet Eva een belofte en deze belofte uit Hij door het vervloeken van de slang: "En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen." Gen. 3: 15

De satan, het kwaad zal overwonnen worden. Adam en Eva zullen vanaf dag één uitgezien hebben naar dat moment, het moment dat zij nageslacht zouden krijgen en dat het herstel zich snel zou inzetten. De hoop was natuurlijk gefocused op hun eerstgeborene.
Het zal de lezer niet ontgaan zijn dat we inmiddels min of meer dan 7000 jaar verder zijn in de tijd, en dat het even geduurd heeft in menselijke termen van tijd gesproken, alvorens de belofte in vervulling zou gaan. Uit haar zaad, uit haar nageslacht is de Christus voortgekomen die de satan door Zijn offer aan het kruis van Golgotha de kop definitief heeft vermorzeld, Pasen
Jezus Christus de eerstgeborene van G'd, de Eerste, de Belangrijkste. Het was niet Kaïn of Abel het was ook niet Seth, Noach Abraham of Izak en dit ondanks het feit dat Izak model mocht staan voor de Beloofde, mede omdat hij een beloofde zoon was, een zoon van de belofte van G'd aan Abraham. Ook Jakob noch Jozef, kwamen in aanmerking hiervoor, maar deze lijn in hen en door hen moest gevolgd worden om uit te komen bij David, ondanks het feit dat ook David niet de Beloofde was, ook Hij was niet de vervulling van de belofte. David was net als de rest voor hem, maar ook na hem, voorbereiders voor de Beloofde om te komen op het juiste tijdstip naar deze aarde.

Het eerste geboorterecht en zijn zegen, was uitzien naar die Beloofde en de basis voor die belofte. Het was het vasthouden aan G'ds woord, aan Zijn zegen voor ons, het was een vasthouden aan, en een doorgeven van Jezus Christus, het Lam van G'd dat de zonde van de wereld zou wegnemen.
Zonder G'ds zegen, zonder G'ds belofte, zonder G'ds beloofde zaad, Zijn eigen Zoon, zijn wij allemaal reddeloos verloren. De eerstgeborene droeg dat mee door de zegen van de vader de toekomst in. Ezau verachtte dit recht en daarmee verachtte Hij de Beloofde, Jezus Christus, en verkocht daarmee zijn ziel en zaligheid op een achterloze manier. Dit deed hij al lang voor dat hij de zegen kreeg van Izak, omdat de soep die Jakob gemaakt had, begeerlijk was om te zien en om er "leven" door te krijgen? Begeerlijker dan drager te zijn van het recht op herstel van de relatie met G'd en het verkrijgen van het eeuwig leven, door de Beloofde, op wie onze toekomst rustte.

Jakob neemt om die reden de plaats in van Ezau. Jakob erkende het gewicht van die zegen en droeg daarmee bij aan de garantie van de vervulling van de belofte van G'd aan ons. Jakob heb ik liefgehad zegt G'd en Ezau heb ik gehaat. Om deze reden heeft G'd Jakob liefgehad, niet omdat hij alles goed deed, dat absoluut niet, zelfs het verkrijgen van de zegen mag onder de noemer vallen; list en bedrog. Maar zijn hart ging naar G'd uit en daarin verschilde hij van zijn broer.
Jakob krijgt de zegen die bedoelt was voor de eerstgeborene: "Moge God je geven van de dauw van de hemel, van de vruchtbare streken van de aarde: overvloed van koren en nieuwe wijn. Volken zullen je dienen, naties zullen zich voor je buigen. Wees heerser over je broers, de zonen van je moeder zullen zich voor je buigen. Vervloekt moet zijn wie jou vervloekt, en gezegend wie jou zegent!"
Heersen, bewaken, zorg dragen voor en instandhouden van, was de taak van de eerstgeborene, en afhankelijk van de mind set van de eerstgeborene bepaalde dat mede het toekomstbeeld van het nageslacht, het volk en de naties die daaruit volgde. Maar ook van de rondom liggende volken.
Een leider en heerser als Jakob was derhalve eerder gewenst dan het type Ezau die vooral bezig was met zijn eigen geneugten en lusten.
Wie jou/jullie vervloekt zal vervloekt zijn en gezegend wie jou/jullie zegent. Dat zijn boute uitspraken, en geven een directe link aan met de Schepper van hemel en aarde. G'd zegent en vervloekt. Jouw toekomst was bepalend voor hoe jij, en de rondom liggende volken in relatie stonden met Jakob en zijn nageslacht. Was je voor Jakob, deelde je zijn gedachtengoed en was er dus ruimte voor zijn G'd in jouw leven dan was de zegen van Jakob die zijn oorsprong vindt in de zegen aan Adam en Eva jouw deel, de zegen van de Beloofde, de Redder, de Weg, de Waarheid en het Leven.

Ezau wil ook een zegen, kan hem eigenlijk niet zo veel schelen wat voor een zegen, als hij maar gezegend wordt, als hij maar iets krijgt. Hij zit er vooral niet mee waar het eerstgeboorterecht voor staat, wat hem dwars zit is dat hij niet die zegen krijgt die hem veel voorspoed oplevert. Jakob besefte dat het eerstgeboorterecht direct verbonden was aan die zegen en het recht welke Ezau zo makkelijke verkwanselde, maar dat het uiteindelijk ook een grote verantwoordelijkheid met zich meedroeg.
Heeft Ezau berouw over zijn daad of heeft hij berouw over welk effect zijn achterloosheid heeft bewerkstelligt? Hij heeft dezelfde spijt als Judas die Jezus heeft verraden, spijt over het effect van zijn handelen niet over het handelen zelf en dat blijkt cruciaal te zijn in onze relatie tot G'd en tot onze naasten.

Ezau krijgt een zegen van zijn vader een zegen die hem het nodige oplevert, maar waarin hij dienstbaar zal zijn aan zijn broer Jakob, met als kanttekening dat hij die macht boven hem ooit van zich af zal schudden. Als die macht uiteindelijk doelt op Yeshua, dan zou je die niet moeten willen afschudden, maar dat geheel terzijde hoewel niet onbelangrijk.
Wellicht wat het verstandiger geweest van Ezau om onder de macht, en de zegen van Jakob te blijven en te delen in de belofte, maar Ezau die tegen zijn vader gelogen heeft over het afnemen van zijn eerstgeboorterecht door Jakob, is alleen maar geïnteresseerd in zichzelf en het redden van zijn eigen hachje en om die reden heeft G'd hem gehaat en Jakob liefgehad.

De haat van Ezau tav zijn broer is gezaaid. Ezau is van zins om Jakob te doden als hun vader is overleden. Met pijn in haar hart stuurt Rebekka Jakob, die de gevolgen van haar daden over zichzelf heeft afgeroepen, naar haar broer Laban. Hiermee wordt een deel van de vloek die zij over zichzelf heeft afgeroepen in werking gezet. Rebekka moet nu schade zien te beperken en dit doet ze met een smoes die tevens getuigt van een groot waarheidsgehalte. Rebekka was blijkbaar niet alleen heel erg mooi, maar ook slim en misschien wel sluw of listig. Ze vond het verschrikkelijk hoe Ezau in het leven stond en verafschuwde zijn partner keus en dit argument ge(mis)bruikte ze om Jakob uit de dodelijke klauwen van Ezau te houden. Sara, probeerde met behulp van een bijvrouw de zoon van de belofte te forceren, Abraham net als Adam, gaat daarin mee. Abraham`s twijfel aan G'ds woord lag hieraan ten grondslag. Rebekka doet hier het zelfde. G'd had haar verteld dat de meerdere de mindere zou dienen. De mindere stond in dit geval niet model voor een kleiner volk maar omdat het tweelingen waren en zij niet tegelijk geboren konden worden zou de mindere (laatste) van de eerstgeborene heersen over de meerdere, over de eerste "echte" eerstgeborene. Ezau zou meerder zijn in zegen, en met name in verantwoordelijkheid.
Rebekka heeft dit woord van G'd begrepen en de levensstijl van Ezau bevestigde haar daar zo sterk in dat ze vond dat ze zelf op een voor haar kritiek moment, zonder te wachten op G'd, moest ingrijpen om die voorzegging van G'd garant te stellen. Het vraagt weinig toevoeging om hier proberen te duiden dat, dit is wat G'd heel vaak van ons vraagt: "Zeker, mijn ziel is stil voor God;
van Hem is mijn heil. Zeker, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn veilige vesting; ik zal niet al te zeer wankelen." Psalm 62: 2, 3

Ze wil niet dat Jakob net als Ezau trouwt met een vrouw buiten haar eigen volk en wil hem om die reden naar haar broer Laban sturen. Izak gaat akkoord en op die manier stelt Rebekka het leven van haar zoon veilig en ver buiten de haat en wraak van haar andere zoon, waarvan de tekst suggereert dat zij deze zoon inmiddels al is kwijtgeraakt. "Waarom zou ik me op één dag van jullie beiden laten beroven?"

Kun je een kind verliezen door de manier waarop hij of zij in het leven staat. Als we G'ds woord bestuderen dan is het antwoord denk ik daarin wel te vinden. Zelfs als we ons beperken tot dit stukje geschiedenis, dan is de uitspraak die G'd later doet: Ezau heb ik gehaat en Jakob liefgehad, helder tav de verhouding van G'd tov de mens, en in dit geval Ezau.
G'd houdt van ons, maar onze levenshouding en onze keuzes zijn bepalend voor of we een kind van G'd genoemd kunnen worden of niet. Jozua zegt het later in het gelijknamige bijbelboek Jozua hoofdstuk 24 heel helder; "Maar ik en mijn huis, wij zullen de Heere dienen!"







Reacties

Een reactie posten

Populaire posts