wie goed doet, goed ontmoet?

Markus 10:17-21 En toen Hij naar buiten ging om op weg te gaan, snelde er iemand naar Hem toe, viel voor Hem op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? En Jezus zei tegen hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God. U kent de geboden: U zult geen overspel plegen; u zult niet doden; u zult niet stelen; u zult geen vals getuigenis afleggen; u zult niemand benadelen; eer uw vader en uw moeder. Maar hij antwoordde Hem: Meester, al deze dingen heb ik in acht genomen van mijn jeugd af. En Jezus keek hem aan en had hem lief, en Hij zei tegen hem: Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan, neem het kruis op en volg Mij.

Wie goed doet, die goed ontmoet, en ik denk dat het best een waar woord is. De vraag is of dat altijd opgaat, of je met altijd goed doen dat bereikt wat je bereiken wilt, dat goede ontmoet wat je denkt te gaan ontmoeten.
De rijke jongeman vraagt aan de enig echte Messias of dat wat hij in zijn leven vanaf zijn jonge jaren gedaan heeft goed genoeg is om straks bij Hem in de hemel te mogen zijn. 
Jezus verwijst voor het goed doen naar de wet, en lijkt te suggereren dat als je die weg volgt, de wetten en de verordeningen, de levenswegwijzers van God zelf naleeft dan ben je goed bezig, en als je die vervolgens niet alleen weet te houden maar ook te handhaven dan ligt die weg open om God te naderen tot aan Zijn troon. Dan mag je daar zijn waar Jezus zelf naar toe is gegaan om voor iedereen die wil een plaats klaar te maken, zodat ze daar bij Hem, bij God de Vader kunnen vertoeven ook omdat God graag bij ons wil zijn.

De rijke jongeman meent zich al deze geboden en verordeningen goed te herinneren en vindt dat hij zich daar ook aan gehouden heeft en dat hem dat, naar blijkt, dus geen windeieren heeft gelegd, dit alles naast zijn aardse rijkdom die hij zich ook door hard werken, door goed te doen en zich aan de regels te houden heeft verworven.

Jezus zou Jezus niet zijn als hij hem, maar ook jou en mij van dit waanbeeld verlost, want de vraag die Jezus hem uiteindelijk stelt kun je vergelijken met de opmerking: "denk nu niet aan roze olifanten". Ik kan jou als lezer nu de vraag stellen; denk jij nu terwijl je dit leest aan roze olifanten? Ik kan me voorstellen dat het lastig is zo niet onontkomelijk dat je dat niet lukt, dat het je nu niet lukt om aan roze olifanten te denken. Wat ik daarmee zeggen wil is dit; de rijke jongeman dacht dat hij alles goed voor elkaar had, dat hij, zelfs volgens Jezus eerste antwoord op de vraag wat moet ik doen om in het eeuwig leven te beërven, gebakken zat en dus zijn schaapjes hier op aarde, maar straks ook in de hemel helemaal op het droge had, everything in the pocket. 
De praktijk is dan toch weer wat grimmiger en wat ruwer, en wat harder en vooral weerbarstiger. De vraag van Jezus, verkoop alles wat je hebt en volg mij, stemde hem tot diepe droefenis, en ik denk niet alleen omdat hij geen afstand kon doen van zijn bezittingen, maar dat hij zich mede door die indringende ziel openleggende vraag van Jezus door had, dat hij helemaal niet zo goed de regels volgde, Gods wet tot in de puntjes hield en handhaafde voor zijn leven als hij wel dacht. 

De rijke jongeman zat vast aan zijn bezittingen zoals de vrouw van Lot, die tijdens haar vlucht uit Sodom en Gomorra zelfs letterlijk te lang stil stond bij de bezittingen van haar leven, daar waar haar hart werkelijk naar uitging, naar al haar aardse bezit, daar meer aan vast zat, meer waarde aan hechte dan aan het leven wat God via de Engel haar wilde geven. Het stond tussen haar (aardse) leven en het Goddelijk verleende leven in en werd helaas haar dood. 
Ook deze rijke jongeman had met hetzelfde dilemma te maken, hij begeerde, zette zijn rijkdom en bezittingen op deze aarde die hij door hard werken en door goed te doen verworven had, tegenover het leven wat Jezus hem wilde geven. Al wat hij bezat was hem tot een afgod geworden waar hij geen afstand van kon doen en wilde dit niet loslaten. Door deze vraag van Jezus werd hij gedwongen naar binnen te kijken, zijn handelen en zijn leven naast de wet, naast Gods maatstaf te leggen, en zag dat hij zich toch minder goed aan Gods geboden had gehouden dan hij zelf in eerste instantie gedacht had, en dat al zijn harde werken, zwoegen, ontberingen en het houden van Gods geboden, dat alles wat hij zelf gepresteerd had niet de weg vrij had gemaakt naar Gods troon. Mede ingegeven door het feit dat naast hard werken en goeddoen het blijkbaar toch een onmogelijkheid was om zich perfect aan Gods geboden te houden, vaker aan de roze olifant had gedacht dan hij ooit had kunnen bevroeden, en dat de weg naar Gods troon, de weg naar de hemel eigenlijk voor ons mensen een weg is die wij door wat we ook doen niet kunnen afleggen, zonder dat wij daarin door God tegemoet worden gekomen.

Het vasten, het geven van aalmoezen, de tien of een veelvoud aan wees gegroetjes, het aanbidden op de berg Gods of in Mekka, het brengen van offers aan welke god dan ook. Het verzorgen van mensen die door wat dan ook slachtoffer van iets zijn geworden, was zelfs voor de barmhartige Samaritaan evenzo goed niet de weg tot redding en verlossing, evenmin het stichten van kindertehuizen of het dagelijks koken voor je naaste, boodschappen halen, kopen voor de minder bedeelden, zelfs niet het brengen van iemand tot de ware God van hemel en aarde of het aanbidden van de Almachtige.

Mattheüs 7:21-23 Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!

Geen enkel werk wat wij doen brengt ons dichterbij de troon van God, omdat juiste bij het voorbeeld van de rijke jongeman Jezus ons wil leren dat redding niet komt door eigen werk, omdat eigen werk zou leiden tot werk heiliging, en werk heiliging is juist door zijn fouten, gebreken en tekortkomingen niet de weg die ons tot heil en verlossing kan brengen, het zal ons nooit kunnen verzoenen met de Rechtvaardige God van Liefde en Leven.
De weg naar Gods troon, naar de plek die Jezus voor ons heeft bereid kunnen we alleen maar in ontvangst nemen als we onze handen openen en Zijn verdiensten, aanvaarden. We kunnen genade, barmhartigheid, liefde en leven krijgen omdat Hij voor ons aan het kruis is gestorven en daardoor in staat is om in het hemels heiligdom onze zonden, onze verkeerde gedachten, gevoelens en daden weg te nemen op voorwaarde dat wij dat zelf willen. Als wij dat willen, als wij willen dat de Heer ons redt, geneest en gezond maakt, waardoor wij nadien geen Geneesheer meer nodig hebben en ons geweten gereinigd zal zijn van alles wat vuil is, dan krijgen wij dat helemaal gratis en voor niets. Daar kunnen wij niets aan bijdragen, dat kan ons alleen in de schoot worden geworpen, we kunnen dat kopen zonder geld, zonder daar onze arbeid of onze verworvenheden tegenover te stellen.

De vraag of wij ons dan niet meer aan de wet hoeven te houden, of die grote machtige God niets van ons vraagt, geen eisen stelt, is helder te beantwoorden.

De reden dat het fout ging was juist omdat de mens Gods wet overtrad. Adam en Eva diende en aanbaden hun Maker niet omdat ze iets probeerden te verdienen, zij dienden God omdat ze van Hem hielden.
De overtreding die zij begingen veranderde de natuur van de mens zodanig dat zij daardoor niet meer instaat waren om van nature te doen wat God van hen vraagt. Om die natuur weer te herstellen moest Christus sterven. Door het aannemen van dat Offer, vanuit de overtuiging dat wat wij de relatie zelf niet meer kunnen herstellen en daardoor deel hebben gekregen door de zonde aan de dood, door dat Offer kunnen wij weer deel krijgen aan de natuur van Christus, die nieuwe natuur, die zorgt voor een hernieuwde verbinding tussen God en ons, dat onze Geest die dood is voor God weer levend gemaakt wordt en wij weer in en door de Geest tot de Vader kunnen gaan.
Daardoor, door de vernieuwing, door de wedergeboorte en het krijgen van een nieuwe geest, zijn wij weer instaat om te kiezen, om te gehoorzamen en de wil te doen van de Vader.
Zijn wil doen, Zijn wetten volgen, Zijn verordeningen naleven doen wij dan niet omdat wij daarmee denken iets te verdienen, wat we in Christus nl al voor niets hebben ontvangen, maar omdat wij van God houden en dat we door te leven zoals Hij dat van ons vraagt dat ook weer kunnen laten zien.

Mattheüs 22:36-40 Meester, wat is het grote gebod in de wet?
Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten.

Juist omdat wij het niet kunnen verdienen zelfs niet door goed te doen, krijgen wij het als genadegift toebedeeld, zodat wij nieuwe hoop krijgen, hoop op een toekomst, een eeuwige toekomst gefundeerd op liefde, genade, vrede blijdschap en harmonie van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Niet wat wij (goed) doen of kunnen (goed) doen kan Gods liefde voor ons veranderen, niets van wat wij doen of kunnen doen zal tot een andere weg leiden dan de Weg Jezus Christus, maar door wat God zelf heeft gedaan voor ons, kunnen wij het eeuwig leven beërven en wandelen in de voetsporen van de Zoon, Die gewandeld heeft om God lief te hebben, Die gewandeld heeft om Zijn naaste lief te hebben.

Johannes 14:6 Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.

Reacties

Populaire posts