8. de dienst in de hemelse tempel

Hebreeën 10:19 Omdat wij nu, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, 20. langs een nieuwe en levende weg, die Hij voor ons heeft ingewijd door het voorhangsel, dat is door Zijn vlees, 21. en omdat wij een grote Priester hebben over het huis van God, 22. laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met rein water.


Een ander argument tegen het adventistisch stand punt van het onderzoekend oordeel is dat het woord "gereinigd" uit Daniël 8:14 in de Engelse King James-vertaling niet juist zou zijn. "Gereinigd", beweert men, is niet de juiste ver taling en het stamwoord voor "gereinigd", tsadaq, heeft geen relatie met het stamwoord voor "gereinigd" in Leviticus 16, taher. Dus, beweert men, spreekt Daniël 8 niet over de reiniging van het heiligdom, en heeft het niets van doen met enig soort van goddelijk oordeel zoals in Leviticus getypeerd is.

Ofschoon de meeste moderne vertalingen zich afgewend hebben van het woord "gereinigd" in Daniël 8:14, ten gunste van vertalingen als "zal gerechtvaardigd worden" of zal in "rechten hersteld worden", is "gereinigd" historisch voor tsadaq in Daniël 8:14 gebruikt. De Bishop's Bible (1568), de Geneva Bible (1560), de Tavener Bible (1551), de Great Bible (1539), de Matthew Bible (1537), de Coverdale Bible (1537) en de Wycliff Bible (1382) - vertaalden het alle met "gereinigd".

Dr. Hasel haalt een niet-adventistische theoloog aan die zich sterk maakt voor “gezuiverd" of "gereinigd" in Daniël 8:14 omdat "zal gerechtvaardigd worden" of iets dergelijks, zei deze niet-adventist, "nauwelijks gezegd kan worden van het heiligdom." Inderdaad, in de samenhang van de heiligdomsdienst, wat de context van Daniël 8 is, wordt het heiligdom zelf nooit "gerechtvaardigd". Het wordt gereinigd (zie Leviticus 16). Ook worden de woorden met de tsdq-stam gebruikt in parallel-constructies met woorden die duidelijk de betekenis van "gereinigd" hebben, zo ook taher.

Stelt u zich een gedicht voor dat zegt: "Ik heb een poes, de poes is een snoes." Poes en snoes hebben een betrekking tot elkaar, niet door de betekenis van de woorden, maar door de klank. Zij rijmen. Zij lopen fonetisch parallel met elkaar (klank), maar niet semantisch (betekenis). Als een gedicht luidt: "Ik heb een huis, het huis is mijn woning" hebben huis en woning verband met elkaar, niet door klank (zij rijmen niet) maar door de betekenis. Zij lopen semantisch parallel met elkaar omdat hun betekenis gelijk is.

Hebreeuwse dichtkunst gebruikt dit soort semantische verwantschap, een verwantschap van betekenissen, en op talloze plaatsen lopen woorden met de tsdq-stam parallel met woorden die duidelijk "rein" of "zuiver" betekenen. Verscheidene geleerden, zelfs niet-adventisten, hebben deze verbanden opgemerkt. In Job 4:17 bijvoorbeeld, zien wijtaher en tsadaq in parallel constructies:

"Zou een sterveling rechtvaardig (tsadaq) zijn tegen over God, of een man rein (taher) tegenover zijn Maker?"

Precies zoals huis en woning verband hebben met elkaar, kunnen wij zien hoe rechtvaardig en rein in deze dichtregels parallel lopen, niet door klank, maar door betekenis.
Vele oude vertalingen van de Bijbel vertolken Daniël 8:14 met "gereinigd/gezuiverd". De Septuaginta vertaalt het met "gereinigd". De Theodotius-vertaling geeft het weer als "gereinigd". De Latijnse Vulgata vertaalt het met "gezuiverd/ gereinigd". De Syrische Peshitta geeft het weer als "gezuiverd/gereinigd". Ook de Koptische vertaling geeft het tenslotte weer als "gezuiverd/gereinigd".

Ook in de Septuaginta - de eerste Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel - werd hetzelfde stamwoord dat gebruikt wordt voor "gereinigd" (katharizo) in Daniël 8:14 ook gebruikt voor "reinigen" in de vertaling van Leviticus 16! Het is duidelijk dat de vertalers van de Septuaginta een verband zagen tussen taher en tsadaq!

En datzelfde Griekse stamwoord wordt in Hebreeën gebruikt, waar gesproken wordt over de noodzaak om het hemelse heiligdom te reinigen:

Hebreeën 9:23 Noodzakelijk moesten dus hiermede de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze.

Strong's Concordance geeft één van de betekenissen van tsadaq als "reinigen". Dr. Hasel verklaart dat het stamwoord tsadaq dikwijls gebruikt wordt in het Oude Testament in de context van een juridisch kader. Het woord hier is vertaald met "rechtvaardigen" of "van blaam zuiveren", en verwijst dikwijls naar men sen. Verscheidene afleidingen van de stam tsadaq zijn gebruikt in de context van gerechtelijke en wettelijke rechtsprocedures. Om deze reden speculeert Hasel dat Daniël deze term nisdaq koos (de passieve vorm van tsadaq) - een woord van een stam met rijke en brede betekenissen, dat zeer veel gebruikt wordt in rechtszaken en wettelijke procedures - ten einde de onderlinge aspecten van de "reiniging" van het hemels heiligdom in de kosmische omlijsting van het eind tijdsoordeel effectief mee te delen (Daniel and Revelation Committee, deel 2, blz. 453, 454).

Met andere woorden, Daniël gebruikt specifiek dat woord om het idee van oordeel, zowel als de reiniging van het heiligdom uit te drukken. In het verband van Daniël 8, is "zal gereinigd worden" de beste vertaling van tsadaq, wat in nauwe relatie staat tot taher in Leviticus 16.

Een ander argument tegen de adventistische opvatting heeft te maken met de activiteit van de kleine horen in Daniël 8. Sommigen beweren dat de reiniging van het heiligdom in vers 14 alleen komt omdat de kleine horen het heiligdom "neerwerpt" (zie de verzen 11-13). Daarom handelt Daniël 8 alleen over het neerwerpen van het heiligdom door de kleine horen en heeft het niets van doen met het oordeel van Gods volk.

De sleutel tot de oplossing van dit probleem is in te zien, dat Daniël 8 een uitbreiding is van Daniël 7. Daniël 8 vult aan, of voegt een andere dimensie toe aan Daniël 7. Wij zagen hoe de reiniging van het heiligdom in Daniël 8 het grote hemelse oordeels toneel van hoofdstuk 7 beschrijft, waar Gods volk gunstig werd beoordeeld en uiteindelijk de heerschappij wordt gegeven. Daniël 8 echter, brengt het beeld van het heiligdom, een priesterschap, en een hemels dienstwerk naar voren-beelden die in Daniël 7 niet genoemd worden. Hoewel beide hoofdstukken handelen over hetzelfde, gebeurt dat vanuit verschillende perspectieven. Beide hoofdstukken (Daniël 7:21,25; Daniël 8:24)

handelen ook over Gods volk, dat vervolgd wordt door een afvallig religieus systeem. Daniël 7 eindigt met de ondergang van die afvallige macht, wanneer de heerschappij wordt gegeven aan de "heiligen van de Allerhoogste". Een nadruk in Daniël 7 die niet in Daniël 8 gevonden wordt, is het denkbeeld van een koninkrijk en heerschappij dat aan Gods volk gegeven wordt (zie Daniël 7:26,27). Deze heerschappij komt als een gevolg van het oordeel, dat tevens het einde inhoudt van de godslasterlijke, vervolgende macht van de kleine horen.

In Daniël 8 valt de nadruk niet zo zeer op vervolging door het pausdom maar meer zijn op afvalligheid. De kleine horen heeft een rivaliserend priesterschap, middelaarschap, en verlossingsplan opgezet. In Daniël 8 gaat de kleine horen ook zijn ondergang tegemoet: "zonder mensenhanden zal hij vernietigd worden" (vers 25). En ofschoon het in Daniël 8 niet wordt genoemd, zal aan Gods volk uiteindelijk het koninkrijk, getoond in het parallel lopende visioen van Daniël 7, gegeven worden. In Daniël 8 is het resultaat van de reiniging van het heiligdom tenslotte de ondergang van de macht van de kleine horen. In Daniël 7 was het het oordeel in de hemel dat het zelfde einde bracht aan de kleine horen.

Klaarblijkelijk staat de activiteit van de kleine horen in verband met de reiniging van het heiligdom omdat, zoals in het oordeel van Daniël 7, het resultaat van die reiniging uit eindelijk zal leiden tot de vernietiging van de horen. Daniël 7 en 8 eindigen beide met de verlossing en rechtvaardiging van Gods volk, zowel als de vernietiging van de kleine horen. Deze ondergang is een gevolg van het oordeel en de reiniging van het heiligdom. In deze betekenis staat de activiteit van de kleine horen in relatie tot de reiniging van het heiligdom, ofschoon de reiniging meer inhoudt dan de afvallige activiteit van de kleine horen een perspectief dat uniek is voor dat hoofdstuk.

Ook beweerde de kleine horen een christelijke macht te zijn. Want ongeveer duizend jaar lang volgde bijna het gehele christendom de kleine horen. God had miljoenen die zijn naam beleden en beweerden Hem te volgen - mensen wier namen in de boeken van de hemel in het heiligdom geschreven stonden. Velen echter, hoewel zij beleden Christus te volgen, waren niet zijn volgelingen; in wezen waren zij dikwijls zijn vijanden. Hun namen zullen in het oordeel uit gewist worden, wanneer het heiligdom gereinigd wordt (zie Openbaring 3:5). De beslissing wie wel en wie niet getrouw was, komt niet dan na de reiniging van het heiligdom, of het verslag van zonden van degenen die beleden Christus te volgen wordt uitgewist, óf hun namen zelf worden uitgewist. Ook in die zin "verontreinigde" de kleine horen het heiligdom, omdat het verslag van de zonden van zijn volgelingen daar werd opgetekend. wanneer

Een ander mogelijk aspect, ofschoon zeker niet het voornaamste, is dat de kleine horen de plaats van het heilig dom neerwierp, niet letterlijk, maar door het verborgen hou den van de waarheid betreffende het heiligdom. Sommigen opperen dat een op aarde waarneembare vervulling van de reiniging van het heiligdom zou kunnen zijn, dat de waarheid aangaande het heiligdom tenslotte werd geopenbaard na zo lange tijd verloren te zijn geweest (vergelijk met het visioen van "de vrouw in de woestijn" in Openbaring 12:13-18). Ook in die zin werd het heiligdom gereinigd van de activiteit van de kleine horen.

Het belangrijke punt is echter, dat de reiniging van het heiligdom meer inhield dan de activiteit van de kleine horen, meer dan een rechtvaardiging van de waarheid. Wij begrijpen uit Daniël 7, en ook van de aardse heiligdomsdienst, dat de reiniging van het heiligdom een oordeel inhield van mensen die belijden God te dienen (ook degenen die behoorden tot de kleine horen), een oordeel dat uiteindelijk het koren van het kaf zou scheiden, de ondergang van het kwaad in de wereld en de oprichting van Gods koninkrijk tot stand zou brengen.

Omdat Daniel 8:14 letterlijk luidt:

"Tot tweeduizend en driehonderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom gereinigd worden",

heeft men aangevoerd dat de 2300 avonden en morgens niet werkelijk 2300 dagen zijn, maar 1150 dagen. Waarom? Omdat de avond en morgen vermoedelijk de twee offeranden voorstellen, die elke dag worden geofferd. Aldus geredeneerd zouden bij twee offers per dag 2300 "avond en morgen"-offers in 1150 volle dagen geofferd zijn. Zelfs de Today's English Version Bible "vertaalt" het als zodanig.

Als deze uitleg juist zou zijn, dan zou het heiligdom niet in het jaar 1844, maar in het jaar 694 van onze jaartelling worden gereinigd. Maar stellen de 2300 avonden en morgens inderdaad slechts 1150 dagen voor?

Talloze argumenten zijn aangedragen, zelfs door niet adventisten, die aantonen dat het niet zo is. Ten eerste, de volgorde "avond en morgen" in Daniël 8:14 is tegengesteld aan de volgorde die in de Bijbel wordt gebruikt om de twee dagelijkse offers aan te geven. Brandoffers morgen en avond is de volgorde die de Bijbel consequent gebruikt (zie Exodus 29:39; Numeri 28:4). Het is nooit "avond en morgen", zoals Daniel 8:14 aangeeft. "Avond en morgen" heeft kennelijk niets te maken met de offeranden.

In plaats daarvan wordt de avond en morgen volgorde van Daniël gevonden in Genesis 1, waar deze uitdrukking wordt gebruikt om een volle dag aan te geven. Wanneer de Joden de dag en nacht afzonderlijk wensten aan te duiden, noemden zij het aantal van beiden, zoals in "veertig dagen en veertig nachten" (zie Genesis 7:4,12). Maar zelfs hier betekent de uitdrukking "veertig dagen en veertig nachten", veertig volle dagen en niet twintig.

De reden waarom sommigen proberen om 2300 dagen te veranderen in 1150 dagen is om Antiochus Epifanes, een Seleuciden koning die de Joden vervolgde in de tweede eeuw voor onze jaartelling te laten voldoen aan de beschrijving van de kleine horen in Daniël 8. Als Antiochus - die de tempel in Jeruzalem ontheiligde - de kleine horen was, dan zouden de profetieën van Daniël 8 zelfs vóór de geboorte van Jezus zijn vervuld, wat 1844 tot een weergaloze flop maakt.

Maar de ontheiliging van de tempel door Antiochus duurde slechts 1080 dagen (1 Makkabeeën 1:54 en 4:52-54). Dus zelfs al waren de 2300 dagen precies 1150 letterlijke dagen, dan zit men nog steeds 70 dagen naast het aantal van de 1150 dagen -laat staan van de 2300! Dit tijdschema is wel heel erg onnauwkeurig.

Er zijn ook andere redenen waarom Antiochus niet de macht van de kleine horen kan zijn. Wij zagen eerder dat de Medo-Perzische ram "groot" werd (Daniël 8:4) en dat de Griekse geitenbok "buitengewoon groot" werd (vers 8). Toch was de macht van de kleine horen die daarna kwam groter dan die beide: hij werd "zeer groot" (vers 9). De heerschappij van Antiochus zou daarom groter geweest moeten zijn dan het Medo-Perzische en het Griekse wereldrijk. De geschiedenis toont zonneklaar dat hij daar niet aan kon tippen. In plaats van over een heel groot rijk regeerde hij slechts over een deel van het Griekse wereldrijk, deed dat ook nog met weinig succes en slechts voor een korte tijd.

De opkomst van de kleine horen was gedateerd in verhouding tot de vier koninkrijken die ontstonden na de verdeling van het.rijk van Alexander de Grote. De macht die werd voorgesteld met de kleine horen moest opkomen "in het laatst van hun koningschap" (Daniël 8:23). Eén van die vier koninkrijken de Seleuciden-dynastie, waaruit Antiochus voortkwam- bestond uit meer dan twintig koningen die heersten van 311 tot 65 vóór onze jaartelling. Antiochus was de achtste in de rij en regeerde van 175-164/3 vóór onze jaartelling. Omdat een dozijn koningen na hem kwam, en hem slechts zeven voorgingen, is het duidelijk dat hij niet opkwam "in het laatst van hun koningschap".

Daniël 8 spreekt over het bestemd zijn voor "de tijd van het einde" (zie vers 17). Het is moeilijk in te zien, hoe de dood van Antiochus, die meer dan 150 jaar vóór Jezus al overleed, in dit tijdschema is in te passen. Van de kleine horen wordt gezegd, dat hij het "dagelijkse" wegnam, dat wil zeggen de dienst in het eerste vertrek van het heiligdom. Maar Antiochus nam met zijn verbod van de tempeloffers veel meer weg dan het "dagelijkse". Hij verbood ook de "jaarlijkse" dienst in de tempel. Ofschoon de profetie zelf aangeeft dat alleen de dienst in het eerste vertrek weggenomen zou worden, nam Antiochus de hele tempeldienst weg. Ook hier beantwoordt Antiochus niet aan de beschrijving van de profetie. Talloze andere argumenten maken het zeer onaannemelijk dat Antiochus de vervulling van Daniel 8 zou zijn. In deel 1 van de Daniel and Revelation Committee Series, schreef dr. Shea een hoofdstuk getiteld "Waarom Antiochus IV niet de kleine horen van Daniël 8 is", waarin de uitleg, dat Antiochus de kleine horen zou zijn, wordt omvergeworpen.

Tenslotte zou geen verhandeling over tegenstand tegen 1844 compleet zijn zonder het boek Hebreeën te bespreken. Tegenstanders van het adventistische standpunt beweren dat de Hebreeën brief Christus direct na zijn hemel vaart in het tweede vertrek plaatst van het heiligdom - het heilige der heiligen. Door bepaalde bijbelvertalingen te gebruiken zoals bijvoorbeeld de New International Version, met verzen zoals Hebreeën 9:12 ("Noch door het bloed van bokken en kalveren, maar door zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heilige der heiligen"), beweren zij dat Christus in het tweede vertrek is sedert het jaar 31 van onze jaartelling, en maken zo onze opvatting, dat Hij het tweede vertrek (de tweede fase van het hemels hogepriesterschap) in 1844 binnenging, tot een dwaling. Is dit argument deugdelijk?

Hebreeën is een studie van de superioriteit van Jezus in vergelijking met iets of iemand vóór Hem. Het leert dat Jezus een nieuw en beter tijdperk inluidde, en een nieuwe en betere orde van godsdienstige zaken. De Talmud zegt: "De wereld moet zesduizend jaar bestaan; de eerste tweeduizend zijn zonder (de Torah, of de wet); de volgende tweeduizend zijn de periode van de Torah; en de daarop volgende tweeduizend jaar zijn de periode van de Messias" - Avodah Zarah 9a. Hebreeën schijnt deze oude Joden te introduceren tot de "periode van de Messias", de periode van Jezus, de superioriteit van deze periode aantonende in vergelijking met alles wat gebeurde in de "periode van de wet".

Hebreeën is een studie van contrasten tussen het oude en nieuwe, tussen het ene tijdperk en het andere. Hebreeën stelt het Oude Verbond tegenover het Nieuwe (zie Hebreeën 7:22; 8:6-8; 12:24). Het stelt het oude Levitische, aardse priesterschap tegenover het nieuwe, betere priesterschap van Jezus (zie Hebreeën 8:4,5; 7:11-15). Het stelt het oude systeem van dierenbloed tegenover het betere bloed van Jezus (zie Hebreeën 9:13, 14). Het stelt de oude aardse bemiddeling tegenover de nieuwe en betere hemelse bemiddeling van Christus (zie Hebreeën 8:1). En het stelt het oude aardse heiligdom tegenover het nieuwe en betere heiligdom in de hemel 

Hebreeen 9:11,12 Maar Christus, opgetreden als Hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de groter en meer volmaakte tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van deze schepping, en dat niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met Zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heilligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf.

Het boek handelt niet over welk vertrek Christus het hemelse heiligdom binnenging. Het punt waar het om gaat is dat Hij daar dienst doet ten behoeve van ons, een betere Middelaar van een beter verbond, met beter bloed, in een beter dienstwerk, in een beter heiligdom.
De enige keer dat Hebreeën over alleen het tweede vertrek spreekt is in Hebreeën 9:3, waar het,  aardse systeem beschrijvend zegt: "En achter het tweede voorhangsel was een tent, genaamd het heilige der heiligen Hier spreekt de schrijver zonder twijfel alleen over het tweede vertrek en gebruikt de meervoudige Griekse woorden hagia hagion.
Nergens anders in Hebreeën wordt de speciale uitdrukking gebruikt in de beschrijving van waar Christus in de hemel is! Verschillende meervoudige woorden (al de woorden zijn in het meervoud) worden gebruikt, maar nooit hagia hagon, wat alleen handelt over het tweede vertrek. Als Hij de hagia hagion binnentrad, waarom zegt Hebreeën het dan niet, al was het maar eenmaal?

Als de schrijver van Hebreeën in bijzonderheden wenste te vermelden dat Christus in het tweede vertrek was, waarom gebruikte hij dan niet hagia hagion, bijvoorbeeld, in Hebreeën 9:5, waar in de Engelse New International Version van de Bijbel staat: "De heilige Geest toonde hiermede aan dat de weg naar de meest Heilige Plaats nog niet geopend was zolang als de eerste tabernakel nog steeds stond (merk het contrast op tussen het aardse en het hemelse). Deze vertaling vertaalt het met "Meest Heilige Plaats", ofschoon de Griekse uitdrukking daar gebruikt, ton hagion, ook in Hebreeën 5:2 werd gebruikt, waar het verwijst naar het gehele hemelse heiligdom zelf de dienst verrichtende in het heiligdom (ton hagion), in de ware tabernakel, die de Here heeft opgericht, en niet een mens Hagia hagion werd hier niet gebruikt of ergens anders, in de bespreking van de plaats waar Jezus zich bevond in het hemels heiligdom.
Het enige vers, dat op het eerste gezicht dit punt schijnt tegen te spreken is Hebreeën 9:25, waar het zegt: "Ook niet om Zichzelf dikwijls te offeren, gelijk de hogepriester Jaarlijks met ander bloed dan het zijne in het heiligdom gaat. "Het woord voor het "heiligdom" is hier niet hagia hagion, maar een ander meervoudig woord, ta hagia, zelfs ofschoon de tekst schijnt te spreken over het tweede vertrek omdat het verwijst naar "Jaarlijks". Er wordt hier kennelijk gezinspeeld op de Grote Verzoendag.

Spreekt dit vers dan mijn stelling aangaande het gebruik van haia hagion tegen? Neen! De Hogepriester wendde bloed aan in beide vertrekken van het heiligdom op de Grote Verzoendag, en daarom gebruikt de schrijver van de Hebreeën niet hagia hagion, een uitdrukking die alleen verwijsd naar het tweede vertrek. In plaats daarvan gebruikte de schrijver een woord dat ook vertaald wordt met "heiligdom", om eens in een jaar de hogepriester beide vertrekken binnenging het gehele heiligdom, waar hij dienst deed met bloed (Exodus 30:10).
Als Hebreeën precies wilde opgeven dat Jesus in het tweede vertrek was, zou het Hem op een bepaald moment in de hagia hagion geplaatst hebben. Dit is echter niet het geval. zelfs niet één keer.
Om te zeggen dat Hebreeën Christus in het tweede vertrek plaatst, komst overeen met de bewering dat de woorden van Johannes in de Openbaring 

Openbaring 1: 10 Ik kwam in vervoering des geestes op de dag des Heren,

bewijst dat Jezus de sabbat in de zondag veranderde. Het is meer in de teksten lezen dan er staat. Duidelijk moet zijn, dat het punt waar het in Hebreeën om gaat niet is welk vertrek Christus binnenging, maar dat Hij in het hemels heiligdom met zijn vergoten bloed dienst doet ten behoeve van ons.

👉woord vooraf

Reacties

Populaire posts