psalm 16: het hoogste goed

"Bewaar mij, o God, want ik heb tot U de toevlucht genomen."

Dat is leven met een overtuiging. Als je in nood bent dan ren je niet naar de dokter of de psycholoog, je rent niet in de armen van je vader of moeder maar je neemt je toevlucht tot G'd. Dat komt toch wel in de buurt van één van de uitingsvormen die een direct uitleven is van: heb G'd lief boven alles.

G'd is niet alleen onze toevlucht, maar onze enige toevlucht, wat niets afdoet aan de liefde en de ondersteuning die wij van elkaar mogen verwachten, met dit verschil dat G'd nooit aflaat, nooit verzaakt, omdat de Allerhoogste nooit sluimert noch slaapt, maar altijd waakt over zijn kinderen.

"mijn goedheid is niet voor U," Op het eerste oog zie ik in een spiegel van raadsels, want als mijn goedheid niet voor de Heere is, voor wie dan wel. Als ik vervolgens een andere vertaling lees, dan neemt het raadselachtige alleen maar toe, neem bijvoorbeeld de NBG vertaling: "ik heb geen goed buiten U." Dit vindt ik dan wel weer helder, omdat buiten G'd om er eigenlijk niets is dan ellende, verderf en dood. Lees ik vervolgens de verwijs teksten dan lees ik weer compleet wat anders.

"Zou een man God tot nut zijn?" Job. 22: 2 Hier lees ik iets wat mijns inziens past bij de tekst, "mijn goedheid is niet voor U." Uit onszelf hebben wij G'd niets te bieden, G'd is totaal niet geïnteresseerd in onze aanbidding en verering, zolang wij leven vanuit onze zondige staat om vervolgens vanuit die status G'd proberen te behagen.

In vers vier lezen we dan ook wat er van de mens terecht komt als hij anders handelt en leeft dan in overeenstemming met de verordeningen van zijn Schepper. "Groot wordt het leed van hen die andere goden geschenken geven." Afgoderij is nl een gruwel in de ogen van G'd. Afgoderij is afgoderij als wij weten dat er één G'd is die de enige G'd is, dat er geen G'd bestaat naast de Allerhoogste, naast de Alpha en de Omega. De psalmist getuigd dan ook van het feit dat hij de Allerhoogste kent en dat hij geen plengoffers brengt voor iemand anders dan alleen voor zijn Heer en Schepper.

"De Heere is mijn enig deel en mijn beker." Het leven is van de Heer, uit die levensbeker put hij kracht voor zijn leven.  "Ik loof de Heere, Die mij raad heeft gegeven;"

G'd die ons onze weg wijst, die ons levenspad licht en een lamp voor onze voeten is op de duistere wegen die wij moeten afleggen in een duistere wereld. Hij laat ons niet in het donker dolen, zelfs in de woestijn was er een vuurkolom die het volk 's nachts van licht voorzag en zo heeft Christus ons achtergelaten, niet als wezen, maar met een Trooster een Helper een G'ddelijke inwoning om ons verstand te verlichten zodat wij weten wat de wil van G'd is. Zijn Geest en Zijn Woord staan ons dagelijks met raad en daad bij. 

Niet wankelen wordt door de Psalmist in direct verband gebracht met voortdurend aan G'd denken. Hoewel ik persoonlijk niet alle technieken en hulpmiddelen die G'd mij gegeven heeft volledig uitbuit, wandel ik met G'd en gaat er geen dag voorbij dat ik niet aan Hem denk, ik noem dat wandelen met G'd, en soms doe ik dat letterlijk en ga ik er voor dag en dauw uit om G'd te zoeken, dan is mijn ziel stiller dan normaal en hoop ik Zijn stem en Zijn wil beter te vernemen. Dat zijn dan ook de beste dagen van mijn leven, wat niet wil zeggen dat de reis die ik met Hem ben begonnen minder onstuimig is, maar ervaar mijzelf als minder wankelbaar. 

Dat geeft vreugde, dat verblijdt het hart van een kind van G'd, mijn hart. Voortdurend op Hem zien, en voortdurend een beter bewustzijn van Zijn aanwezigheid, Zijn liefde, Zijn zorg en Zijn sterke arm die nooit zal aflaten.

De belofte is aan ons, dat G'ds Zoon in het graf na de overwinning op de zonde en de dood, op zou staan uit de dood en nooit ontbinding zou zien. Omdat Hij de dood heeft overwonnen en wij in Hem zijn geborgen zal deze belofte ook onze belofte zijn. En daarom zal ons lijden van het nu niet opwegen tegen de eeuwige heerlijkheid die ons te wachten staat door Christus en die wij nu reeds mogen proeven in Christus. 

"U maakt mij het pad ten leven bekend; overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht, lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd."