genesis 16: hagar en ismael

Dit hoofdstuk begint op een merkwaardige manier, het begint met een maar. Hoe vaak ik dat niet hoor in gesprekken tussen mensen, met name als ze ergens op gewezen worden of als er vervelende zaken aan de kaak worden gesteld, als men elkaar ergens op aanspreekt, dan komt negen van de tien keer aan het begin van het offensief ter verdediging, een maar.

Ook dit hoofdstuk begint met een maar als inleiding om te duiden dat er nu iets gaat gebeuren of gezegd, als intro dat omstandigheden de aanleiding zijn voor het gaan varen van een andere koers dan de koers die gevaren moet worden.

"Maar Sarai, de vrouw van Abram, had hem geen kinderen geschonken. Nu had zij een Egyptische slavin, van wie de naam Hagar is". Voel je hem aankomen, voel je al een beetje waarom de zin met een maar is begonnen?

"Daarom zei Sarai tegen Abram: Zie toch, de Heere heeft mijn baarmoeder gesloten, zodat ik geen kinderen kan krijgen. Kom toch bij mijn slavin; misschien zal ik uit haar nageslacht krijgen. En Abram luisterde naar de stem van Sarai".

Abram luisterde, dat is wat anders dan horen. Horen is dat je het gehoord hebt en gaat verder over tot de orde van de dag. Luisteren daarentegen is doen wat er gevraagd wordt, het appèl wat er ligt handen en voeten geven.

En Abram luistert naar zijn vrouw en Sarai geeft hem Hagar, nadat ze inmiddels tien jaar in het land Kanaän wonen.

Dit klinkt mij in de oren als; G'd heeft Abram een belofte gedaan van een nageslacht, van een groot volk die niet te tellen is zo talrijk. We zijn nu tien jaar verder, ik denk dat het tijd wordt dat die belofte ingelost wordt en aangezien Sarai geen kinderen kan krijgen zal G'd wel bedoelt hebben dat zij als wel denkende mensen, -we hebben tenslotte verstand gekregen-, acties moeten uitzetten en realiseren wat G'd heeft belooft. Hoe anders komt Abram aan een nageslacht, hoe anders zou G'd het bedoeld hebben, toen Hij Abram die belofte van een erfgenaam deed?

Hagar wordt zwanger en daarom minacht ze haar meesteres. Sarai vindt dit uiteraard verschrikkelijk en geeft Abram de schuld, tenslotte is de vrouw die hem gegeven is ineens zijn verantwoordelijkheid. Dit huwelijk wat ogenschijnlijk altijd heel goed is geweest, krijgt ineens door deze daad een enorme dreun te verwerken, de scheurtjes die in hun relatie zijn ontstaan door het voorstel van Sarai om Hagar te gebruiken voor nageslacht, komen aan de oppervlakte, de niet direct zichtbare ontwrichting die het veroorzaakt heeft komt aan het licht en het hellend vlak waarop ze zich begaven door hun eigenmachtige uitleg en invulling van de belofte van G'd aan hen, wordt pijnlijk voor hun ogen ontvouwen.

Sarai doet in mijn ogen een opmerkelijke uitspraak. "Laat de Heere oordelen tussen mij en jou".

Abram wil haar man tegemoet komen en gunt hem met de juiste intenties, en uit liefde voor hem een nageslacht, omdat zij geen kinderen kan krijgen. Abram is wellicht het wachten ook zat en neemt het "aantrekkelijk" bod aan als vervulling op zijn grote wens een nageslacht, een erfgenaam te willen hebben.

Hier komen Eva en Adam weer even sprekend, beelden en vluchtig voorbij. Eva doet Adam een voorstel om de belofte van G'd op groeien in kennis en wijsheid en voortschrijdend inzicht, gevolgd door een eeuwig leven via een verboden vrucht, op zeer eigenwijze handen en voeten te geven. De gevolgen van die handeling zijn inmiddels pijnlijk, zeer pijnlijk, dodelijk pijnlijk aan het licht gekomen.

Abram neemt de verboden vrucht -Hagar- aan en zorgt op die manier dat de belofte van G'd zijn invulling krijgt. Natuurlijk begrijp ik heel goed dat als G'd iets belooft en niet exact duid hoe, wat en wanneer dat wij de neiging hebben om ons ongeduld heer en meester te laten zijn. Onze kennis, wijsheid en inzicht, ons kunnen -we hebben tenslotte ook hersenen we wij kunnen toch ook nadenken-, is onze motivatie om te zeggen; G'd wil dat wij de eerste stap zetten en als wij onszelf helpen dan ligt daar toch de basis dat G'd de rest doet, we kunnen toch niet stil blijven zitten? We hebben de belofte, we hebben de opdracht dus ga en G'd volgt ons wel, G'd zegent ons werk.

Sarai doet het voorstel, Abram stemt daarmee in, en de uitspraak van Sarai; "Laat de Heere oordelen tussen mij en jou", komt op mij over als ze zeggen wil: wij zijn alle twee even schuldig, ik door mijn voorstel maar jij omdat je er mee instemde dus laat G'd maar oordelen hoe we nu verder moeten.

Abram geeft als repliek op Sarai's voorstel; "Zie, jouw slavin is in jouw macht. Doe met haar wat goed is in jouw ogen". Liep hij weg voor zijn verantwoordelijkheid of was het zoals Abram het verwoorde, ze is jouw slavin en in jouw macht? Hoe het ook zij, Sarai doet in haar ogen wat goed is en neemt wraak. Vernederd Hagar op niet misverstane wijze, wat er toe leidt dat Hagar vlucht.


Een Engel vindt Hagar bij de bron, noemt haar bij haar naam, vraagt waar ze heen gaat. Hagar legt uit dat ze op de vlucht is voor Sarai. Hagar krijgt de opdracht van de Engel om terug te gaan en zich niet minachtend te gedragen naar haar meesteres, maar zich aan haar gezag te onderwerpen.
Maar de Engel geeft Hagar ook een belofte mee; "Ik zal uw nageslacht zeer talrijk maken, zo groot dat ze niet te tellen zal zijn.
Je zult dus een zoon baren, zijn naam zal Ismael zijn, maar hij zal zijn als een wilde ezel, er zal altijd strijd zijn door jouw doen en laten en door het doen en laten van de ander. 

Is dit profetisch, als we kijken hoe al eeuwen lang er voortdurend strijd is tussen de Arabieren en Israëlieten, tot op de dag van vandaag.

Wat ik bijzonder vindt is dat zowel Isaac als Ismael, halfbroers, dezelfde G'd kennen en wellicht ook aanbidden, de G'd van Abram. Blijkbaar is dit eeuwen zo gegaan. Op een gegeven moment komt daar een kentering in en wijkt Ismael, zijn nageslacht af van de oude paden. Dit wordt zichtbaar als rond 622 na Christus de Koran in eens vanuit het niets lijkt te verschijnen. Een ander geloof en een andere god wordt aangehangen en aanbeden. De bijbel leert dat er maar één Schepper is van hemel en aarde en dat er maar één Verlosser is Jezus Christus. Als er anders wordt geleerd of verkondigd dan het evangelie zoals Paulus ons dit heeft overgeleverd, dan is diegene vervloekt, zelfs als die andere boodschap dit andere geloof door een engel wordt doorgegeven. Laten we acht slaan op dat woord en waken voor valse leestellingen waarin Jezus als Verlosser als de Weg de Waarheid en het Leven niet meer centraal staat in G'ds verlossingsplan voor deze verloren wereld.

Hagar identificeert diegene die met haar spreekt en zegent met deze erkenning: Lachai-Roï: U bent de G'd -de Levende- die naar mij omziet.
Hagar herkent in datgene wat de Engel tot haar spreekt, het spreken van G'd en ze erkent Hem ook als de Levende die naar haar omziet.

Dat is G'd. G'd onze Schepper is de Levende die naar jou en mij omziet. Het was Hagar's eigenschuld dikke bult dat Sarai haar zo vernederde. Sarai vond misschien wel dat ze het recht had om haar te vernederen omdat ze haar meesteres was, maar volgens mij is het nooit G'ds bedoeling geweest dat wij kwaad met kwaad zullen vergelden.

Zo handelen wij, maar G'd laat zien dat het ook anders kan.

Hoewel niemand je mag vernederen zegt G'd  tegen ons allemaal; pas je aan, stel je nederig op, keer je andere wang toe, maar hoe dan ook Ik ga altijd met je mee, Ik ben in de omstandigheden aanwezig en Ik zal je zegenen, Ik zal je een verzekerde toekomst geven via Mijn Zoon.

Elohay Mishpat - God van Rechtvaardigheid




Reacties

Populaire posts