genesis 17: Naamsverandering van Abram en Sarai

"Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de Heere aan Abram en zei tegen hem: Ik ben G'd de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht. Ik zal Mijn verbond sluiten tussen Mij en u, en u uitermate talrijk maken".

Volgens mij kun je je geen beter begin van de dag voorstellen als deze. De Heere, de Almachtige, de Ik ben verschijnt aan Abram. In welke hoedanigheid weten we niet en dat doet er ook niet toe, maar G'd zoekt Abram op er is een daadwerkelijke ontmoeting.

De ontmoeting heeft een behoorlijke impact op Abram, hij werpt zich met zijn gezicht te aarde neer. Natuurlijk had Abram G'd eerder ontmoet, denk nog even aan de ontmoeting met Melchizedek. Daar zien we een hele andere reactie van Abram. Brood en wijn worden klaar gemaakt voor deze Koning van Salem en van alles worden de tienden aan Melchizedek gegeven. Een één duidende houding in een ontmoeting met G'd is niet echt aan te geven hoewel er een gemene deler is, nl respect.

Onze ontmoeting, ons wandelen en in gesprek zijn met G'd heeft als uitgangspunt, liefde, respect, eer en vrees. Geen vrees in de zin van angst en beven, maar ontzag, ontzag voor de Allerhoogste.

"Wat Mij betreft, zie, Mijn verbond is met u!"

Wat G'd betreft is het goed, zonder twijfel, en zonder terughoudendheid, of dat wat ons betreft ook zo is, is denk ik in alle eerlijkheid wel aan discussie onderhevig, maar bij G'd niet, onze enige stabiele factor in het leven is G'd onze Vader.

Abram krijgt een nieuwe naam, als het ware een nieuwe identiteit. Abraham zal hij voortaan heten, want zegt G'd; "want Ik zal u vader van een menigte van volken maken." Uitermate vruchtbaar zou Abraham zijn en het verbond tussen Abraham en G'd zou ook tussen G'd en het nageslacht van Abraham zijn. "....tot een eeuwig verbond, om voor u tot een G'd te zijn..."

Sta hier eens even stil bij de opmerking dat de Allerhoogste voor ons tot een G'd zal zijn. Wat stel jij je daarbij voor? Iemand kan een idool van je zijn, of iemand kan een broer, zus, vader, moeder, vriend of vriendin voor je zijn, en als dat zo is dan geeft dat betekenis aan je leven. Dat betekend dat je op ze kunt rekenen, dat ze er voor je zijn wanneer je ze nodig hebt, dat ze jou met raad en daad bijstaan en je leven verrijken. Hoeveel te meer als de Allerhoogste, die betrouwbaar is, die liefde is, die rechtvaardig is, die ten alle tijde Zijn Woord en belofte nakomt. Hoe rijk ziet jou leven eruit als je dit zo mag zien en ervaren?

En toch zit er ook een maar aan, twee kanten aan een medaille en ik kan het niet nalaten ook hier op te wijzen.
De maar is deze: "Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht!" Als je je relaties niet onderhoudt dan zal dit in het gunstigste geval verwateren en zal het neer komen op een uit het oog uit het hart situatie, en natuurlijk niet zonder gevolgen. De verrijking van je leven gaat er ook mee verloren. Ik hoop dat je je een beetje kunt voorstellen dat als de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde je leven niet meer kan verrijken welk een impact dat heeft. Niet meer wandelen met G'd betekend een verarming van je leven, betekend zonder uitzondering dat je je op een weg begeeft waar G'd niet is en waar er dus ruimte ontstaat voor G'ds grote tegenstander. Er is een wet die altijd van kracht zal blijven. Deze wet houdt in, dat als G'd niet in zijn tempel mag wonen dat het huis door iemand anders bezet gaat worden. Dat begint met de deur op een kier te zetten. Onze fouten en gebreken, onze eigenwijze manier van leven, zonder de wil van de Vader te willen kennen en na te leven. Dit zet de deur van ons hart op een kier voor invloeden van de boze, van de vader van de leugen. De gevolgen hiervan behoeft geen verdere duiding.
Dus zegt G'd tegen Abraham om hem te behoeden voor deze verkeerde weg: "...En wat u betreft, u moet Mijn verbond in acht nemen, u en uw nageslacht na u,...."
Op dit belangrijke moment, vraagt G'd aan Abraham om het verbond met G'd kracht bij te zetten, in acht te nemen, door de besnijdenis. Een teken aan het lichaam dat G'd zijn G'd is en dat Abraham Zijn kind is en dat het nageslacht van Abraham G'ds volk zal zijn. Abraham gehoorzaamt G'd en doet wat gevraagd wordt. Dit geldt voor iedereen die behoort tot Abraham, zijn eigen nageslacht, en alles wat aan Abraham toebehoort. Iedereen van het mannelijk geslacht die zich niet wil laten besnijden zal afgesneden worden van zijn volksgenoten en het verbond zal daarmee worden verbroken. De Allerhoogste zal dan niet meer jouw G'd zijn, denk daar maar eens over na.

Sarai krijgt ook een andere naam, zij zal voortaan Sara heten. "Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon geven; ja Ik zal haar zo zegenen dat zij tot volken zal worden; er zullen koningen van volken uit haar voortkomen."

Abraham heeft vanwege zijn leeftijd een beetje moeite met het gegeven dat hij en Sara nog kinderen zullen krijgen. Hij lacht erom en denkt er het zijne van. Hij vraagt aan G'd of Ismael die plaats mag innemen van de beloofde zoon, zijn kennis van het menselijk lichaam in combinatie met hun ouderdom doet hem toch eigenlijk best wel twijfelen aan G'd. Maar G'd is daar helder in. "G'd zei: integendeel, uw vrouw Sara zal u een zoon baren en u moet hem de naam Izak geven."

Sara wordt direct aangesproken met haar nieuwe naam, zij zal kinderen krijgen, want uit haar zullen groten volken en koningen komen en de naam van hun erfgenaam is Izak.
Niet met Ismael maakt G'd zijn verbond, Ismael een zoon van de wet, door natuurlijke omstandigheden en zelfs buiten de (natuur) wet om verkregen, maar met Izak een zoon van de belofte, een zoon die op bovennatuurlijke wijze verwekt en als erfgenaam van Abraham geboren zal worden.
Ismael zal gezegend worden, maar het verbond zal met Izak zijn, de zoon van de belofte. Geen deal, geen andere opties, geen ruimte voor een eigen invulling. Volgend jaar op deze vastgestelde tijd zal Sara hun zoon baren. Een wonder moet hier aan te pas komen om de belofte van G'd gestand te doen en zo zal het gebeuren, dat is G'ds uitspraak en daar zullen ze het mee moeten doen.

Abraham gelooft G'd en verzegeld zijn verbond op negennegentig jarige leeftijd met G'd en heel zijn huis met hem. Dit is een houding die G'd van ons vraagt, geloven en handelen, geloven en werken, in het volste vertrouwen dat G'd Zijn werk zegent vanaf het moment dat wij de geloofstappen zetten.


Reacties

Populaire posts